In de Tweede Wereldoorlog leed Den Helder onder Britse bombardementen en massale afbraak ten behoeve van de Atlantikwall. Stad en bewoners kregen het zwaar te verduren. Andere Tijden maakte een aflevering met de veelzeggende titel Spookstad Den Helder.

door Maarten van Bracht

Je komt er hooguit op doorreis, richting haven voor de veerboot naar Texel. Maar dat Den Helder geen fraaie stad is, ziet ook de vluchtige bezoeker in een oogwenk. Dat dit alles te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog, die het stadsbeeld tot op heden bepaalt, wil hij nog wel geloven. Maar wat zich hier heeft afgespeeld, daar heeft hij nauwelijks weet van. Zo ook uw verslaggever. De ergste kennislacunes worden gedicht door te neuzen in Den Helder in de Tweede Wereldoorlog van Rens Schendelaar. Meer dan 160 bombardementen door voornamelijk geallieerde vliegtuigen, massale vlucht en evacuatie van bewoners, een paar honderd doden, op grote schaal sloop van woningen ten behoeve van de Atlantikwall én afbraak van vernielde en leegstaande woningen, en van november 1944 tot aan de bevrijding een bijna geheel ontvolkte ‘spookstad’. Iedereen weet van de oorlogsschade aangericht in Rotterdam, Nijmegen of Arnhem, maar dat ook Den Helder toen zwaar werd getroffen, lijkt een goed bewaard geheim.

Op de vroege ochtend van Goede Vrijdag troont Ramon Boomstra me vanaf het station mee voor een rondleiding door de oorlogsgeschiedenis van de stad. Op de openingsvraag of hij een Jutter of Nieuwendieper is (naar de geul en haven Nieuwediep) luidt het antwoord: geen van beiden. Boomstra is geboren Heldernaar, een amateurhistoricus die zijn kennis graag deelt met geïnteresseerden, neemt er zelfs vrij voor of verzet zijn werk – hij is automonteur. Voor mij heeft hij een ‘mix van verdedigingswerken, bombardementen, evacuatie en bevolking’ in petto. Met de klok mee gaat het langs het spoor zuidwaarts naar Fort Dirksz Admiraal, aan de Linie die de stad begrenst (‘alleen de buitenschil van de stad is niet vernield’). Ook vanuit deze stelling, een van de vijf zware batterijen die de rede van Den Helder moesten beschermen, werden begin mei 1940 Duitse toestellen neergehaald – na de capitulatie waren de rollen natuurlijk omgedraaid. Achter de dikke betonnen muren oefenen nu popbandjes.

‘Je zou zelfs kunnen zeggen dat de stad uiteindelijk zwaarder is getroffen door de evacuaties en leegloop dan door de oorlogshandelingen’

Ramon Boomstra

Brisantbommen

Boomstra: ‘De Duitse aanval werd toen uit zee verwacht, maar niet vanuit de lucht.’ Op 14 mei vielen de eerste Duitse bommen, nota bene vijf uur na de capitulatie. Opzet? ‘Dat blijft onduidelijk. Er was geen radioverbinding. Wisten ze van niks toen ze opstegen? Een paar vliegtuigen zijn vermoedelijk met optische signalen gewaarschuwd en teruggekeerd, andere vlogen door. Die lichte bommen waren overigens speldenprikken bij die van de Britten op 24 en 25 juni.’ Die, en alle later afgeworpen bommen waren bedoeld voor marinewerf Willemsoord, ofwel de Oude Rijkswerf, de belangrijkste werkgever van Den Helder. Britse bommenwerpers die hun doel in Duitsland niet hadden bereikt en onverrichter zake terugkeerden konden hun bommenlast op een paar strategische doelen gooien. ‘Willemsoord was hun last dropping point. Een vliegtuig met bommen kan niet landen. Ze moeten er dus uit, maar niet boven zee – dat is zonde.’ Een seconde te laat op de bomknop geduwd en het doel werd al gemist. De Britten wierpen hun brisantbommen af ‘als hagelslag over de stad. En als het brandt is het doelwit, ook al zijn dat woonwijken, ook voor andere toestellen gemarkeerd.’ Er vielen tachtig doden, aan het eind van de oorlog waren het er meer dan tweehonderd.

Daar heb je Chris, die op het fort zijn hond uitlaat. Met hem en andere vrijwilligers heeft Boomstra het fort, dat jarenlang een deels onder zand bedolven vrijplaats was, opgeknapt en toegankelijk gemaakt. Zonder enige hulp van de gemeente, die geen moeite doet om haar burgers bij het verleden te betrekken, al was het maar met een historische stadswandeling van de vvv. ‘Maar de geschiedenis is van iedereen,’ zegt Boomstra, die ook beheerder is van de Kroontjesbunker in Huisduinen, uit eigen middelen opgeknapt. Ook kleine exposities betaalt hij uit eigen zak. Den Helder heeft geen stadsmuseum of stadsarchief. Boomstra heeft zijn eigen woning zelfs ingericht als bunker, met spullen uit de oorlogsjaren die hij in de loop der tijd heeft verzameld.

Loe de Jong

Andere tijden heeft een paar dagen eerder opnamen gemaakt. De uitzending, waarin ook Boomstra figureert, gaat over het laatste oorlogsjaar in Den Helder. ‘Goed dat er zo wat aandacht voor Den Helder komt, want het gaat altijd maar over Rotterdam. Dat komt onder anderen door Loe de Jong, die veel over Rotterdam schreef, want toen begon-ie net. Maar wat in Den Helder en Noord-Holland gebeurde, heeft hij daarna afgeraffeld.’

Omdat in mei 1940 de Duitse aanval vanuit zee werd verwacht, was gerekend op evacuatie van de inwoners naar Friesland. Toen die vluchtweg was afgesneden omdat werd gevochten om de Afsluitdijk, kwam een uittocht naar het zuiden op gang. Na het eerste Britse bombardement verlieten inwoners massaal de stad, aan het eind van de oorlog waren nog maar 8000 van de 30.000 inwoners over. Veel vluchtelingen kwamen in Julianadorp, Anna Paulowna en Breezand terecht, en aan de rand van Alkmaar werden voor hen hele wijken gebouwd. Geen noodonderkomens, maar stenen woningen, want op terugkeer werd al niet meer gerekend. Na de oorlog zich (weer) in Den Helder vestigen mocht alleen wie er ook werk had; de schaarste aan woningen was enorm. Alleen al in de wijk Ouwe Helder, langs de zeedijk, waren 1600 woningen gesloopt, omdat de Duitsers een vrij schootsveld wilden hebben voor het geval de geallieerden er vanuit zee zouden landen. ‘Er waren te weinig soldaten om de kuststrook te verdedigen. Maar op een lege vlakte heb je goed overzicht, je hebt dan genoeg aan een paar posten met machinegeweren.’

Op de plaats van Ouwe Helder verrees Oud-Den Helder, waar Boomstra opgroeide en als tienjarige het boek De afbraak van Harry Talsma onder ogen kreeg, waardoor hij hevig geïnteresserd raakte in het oorlogsverleden. ‘De bewoners van Ouwe Helder moesten binnen vijf dagen wegwezen, met al hun spullen, behalve de kachel. Die konden de Duitsers wel gebruiken.’ Vervolgens gingen honderden slopers uit heel Nederland aan de slag. Vanaf de dijk is goed te zien hoe alle bebouwing op de strook tot aan de eerste stadsgracht moet zijn weggevaagd. Na de oorlog werd die lege strook hapsnap weer bebouwd, maar lang niet overal. Enig stedebouwkundig beleid valt niet te ontdekken. ‘Dat geldt voor de hele stad. In de jaren vijftig werd snel, veel en sober gebouwd, er moest gewoond kunnen worden. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de stad uiteindelijk zwaarder is getroffen door de evacuaties en leegloop dan door de oorlogshandelingen.’

We passeren een fraaie uitzondering op alle utiliteitsbouw: na de oorlog door Denemarken geschonken houten huizen. Het waren noodwoningen, maar ze zijn nu heel gewild en peperduur.

Swastika’s

In de ‘Kriegsmarine’-stelling staat nog de ‘Sani-bunker’, een door de Duitsers gebouwd bomvrij ziekenhuisje voor eerste hulp. ‘Een kennis van me is hem aan het opknappen. We willen er exposities gaan houden.’ Op enkele voormalige kantoren van de ‘Kriegsmarine’ valkt nog een ‘V’ te ontdekken, met eikenloof eromheen. Het is de ‘V’ van ‘victorie’, want Duitschland zou op alle fronten winnen. Nog opmerkelijker zijn de swastika’s die boven de deur van een drietal ná de oorlog gebouwde woningen zijn aangebracht. Door een nazi-gezinde metselaar? Kennelijk nam niemand er aanstoot aan – of was het argeloosheid en viel het niemand op? – en bleven ze als ornamenten gehandhaafd.

Zo reconstrueerde Boomstra van straat tot straat hoe het er in de periode 1940-’45 uitzag en hoe tijdens de wederopbouw de gaten zonder veel planning en samenhang werden opgevuld. Onze laatste halteplaats is het vliegermonument voor de Britten Kidd en Stevenson, een bakstenen gedenkmuur met een koperen plaquette, op de locatie waar hun toestel neerstortte. Het is nog altijd een grote open plek. ‘En zo zijn er zes in de bebouwing terechtgekomen.’

In november 1943 werd heel Den Helder spergebied. Wie niet voor de Duitsers werkte kwam de stad niet meer in. Officieel werkten toen nog 8000 mensen voor de bezetter. Vanaf eind 1944 moesten die uit vrees voor bombardementen na hun werk overdag ’s avonds de stad verlaten, zodat het toch al ontvolkte en aan verval prijsgegeven Den Helder helemaal een spookstad werd. De littekens van die oorlogsjaren zijn nog overal zichtbaar.

Ramon Boomstra