Teledoc Campus: Bademeisters
Teledoc Campus
Teledoc: Bademeisters
Utrechtse corpsstudenten, Texel, een eigen zelfbedachte taal en strand: dat zijn de belangrijkste ingrediƫnten voor de Teledoc Bademeisters. Elk jaar trekt een groep Utrechtse studenten naar Texel om daar een opleiding tot strandwacht te volgen. Regisseur Judith de Leeuw loopt een zomer met hen mee om dit fenomeen te onderzoeken.
Interview met regisseur Judith de Leeuw
Sinds de jaren vijftig trekt elk zomer een groepje Utrechtse corpsstudenten naar Texel voor een opleiding tot strandwacht. De leermeesters zijn voormalige studenten, de school is een badhut op het strand, onderling spreken ze een zelfbedachte taal. In Bademeisters volgt filmmaker Judith de Leeuw (Alkmaar, 1981) de studenten van dichtbij. Terwijl ze door de opleider – mdp, ofwel Meneer De President genoemd – op oefening worden gestuurd, bij hun bierrituelen, terwijl ze een meisje met een kwallenbeet proberen te helpen, in alle vroegte, slapend. Hoe kwam ze eigenlijk bij haar onderwerp?
Judith de Leeuw: ‘Ik ben opgegroeid op Texel, ik ken ze van kinds af aan. Mijn eerste zomerbaantje was als twaalfjarige, in een café dat die jongens als vaste basis gebruikten. De cafébaas, een bekende Texelaar, zorgde een beetje voor die jongens, maar het ging wel eens mis. Dus daar kwam ik dan ’s ochtends om koffiekopjes af te wassen, en dan was de wc een vieze bende, hadden ze overgegeven enzo. Later ging ik zelf in de strandpaviljoens werken, ik bleef elke zomer naar Texel komen. Ik werd steeds ouder, maar zij bleven altijd achttien. Toen kwam de zomer van 2012. Een neefje van me was in het glas gaan staan, hij bloedde nogal. We gingen naar die jongens toe en toen zag ik eigenlijk voor het eerst hoe jong ze waren, en dat ze geen idee hadden wat ze met dat krijsende jongetje aan moesten. Ze deden wel heel erg hun best, maar tegelijkertijd zag ik de schrik in hun ogen. Dat was het moment waarop ik dacht: ja, hier zit een film in. Maar een heleboel dingen wist ik ook niet van ze. Dat ze een eigen taal hadden bijvoorbeeld.’
Vast stramien
En dat ontdek je pas nadat je het scenario hebt geschreven.
‘Ja, dat klopt, maar ze spreken het echt alleen maar op Texel, niet in Utrecht, ook niet op het corps. Misschien dachten ze dat het voor mij niet interessant was, dat ik ze als Baywatch lifeguard wilde portretteren.’
De Leeuws eerste film, Overal spullen (in 2011 uitgezonden door de Boeddhistische Omroep), ging over de relatie tussen mensen en hun spullen: waarom hebben mensen zo veel, en waarom willen ze altijd meer. In die film telde de Leeuw hoeveel spullen ze zelf nu eigenlijk bezat. Bademeisters lijkt in aanpak vrijwel het negatief van die eerste film. De filmmaker is als personage afwezig, ze stelt geen vragen, maar observeert slechts – geen enkele duiding. Die ontwikkeling lijkt in lijn met de discussie die vorig jaar naar aanleiding van een artikel van filmcritica Dana Linssen losbrandde en tot een serie in De nieuwe reporter en een door het Mediafonds georganiseerde conferentie leidde. Te veel (ook jonge) documentairemakers maakten films volgens een vast stramien, zo luidde de kritiek: afgebakend onderwerp, expliciete vraagstelling, interviews en dan het zaakje met voice-overs zo’n beetje aan elkaar plakken.
Te veel documentaires beperkten zich tot informeren en verklaren. Allemaal beproefd recept natuurlijk – generaties Nederlandse documentairemakers vulden er een oeuvre mee –, maar het was geen cinema. Waar bleef het filmische experiment dat in het buitenland zo welig tiert? Het was ook allemaal zo braaf. Het lijkt of althans een deel van de jonge makers van de Teledoc Campus-films de oproep ter harte hebben genomen. Het zijn poëtische films, beeld en geluid zijn sturend, zonder commentaar. Toch een reactie op die discussie?
Activistisch
De Leeuw: ‘Ik denk niet dat het per se een reactie is. Ik vind die discussie over experiment ook erg lastig: wat voor de een experimenteel is, is voor de ander gesneden koek. Experiment is geen doel op zich. En vragen om experimenteel te zijn, is toch een beetje is alsof je een dier in het circus een kunstje laat doen. Je moet je eigen pad volgen en daar trouw aan zijn, en dat is al ingewikkeld genoeg als je te maken hebt met financiers, met een omroep, en met allemaal mensen met meningen, en je moet je verantwoorden, en je bent aan een vaste lengte gebonden. Ik vind de verscheidenheid juist mooi.
Als je van de filmacademie komt, krijg je iets anders te zien dan op de Rietveld, waar ik ben opgeleid. Mensen van de School voor Journalistiek denken bijvoorbeeld in termen van “waar” en “niet waar”, en dan zeggen anderen weer: ja, maar wat doet dat er toe? Dat maakt het interessant. Dat Bademeisters een heel andere film is dan Overal Spullen heeft ermee te maken dat ik na die eerste film het gevoel had dat ik ergens in terecht was gekomen dat mijzelf niet paste; dat bijna activistische karakter. Niet dat ik er niet meer achter sta, inhoudelijk, maar ik had ook zoiets van: ja, dat gebeurt al zoveel, op die manier. Ik wilde nu iets met mensen doen, dat had ik nog nooit gedaan. En scènes, gewoon observeren.’
Old boys network
De film roept een heleboel vragen op – waarom spreken die jongens die taal, waar leren ze die taal dan – maar die vragen worden niet gesteld. Er is geen duiding, geen oordeel ook. Het is bijna een natuurfilm, louter observatie.
‘Nou, ik heb natuurlijk wel een mening, over die jongens, over het corps, maar het is inderdaad bijna antropologische observatie. Ze spelen een spel, het is een initiatieritueel waarbij de vraag is hoe zij zich eigenlijk tot de badgasten verhouden: zijn zij er voor de badgasten of zijn de badgasten eigenlijk pionnen in hun spel? Die spanning was bepalend bij de montage, maar het wordt nergens expliciet gemaakt. De geboorte van het old boys network enzo. Zo heb ik er ook steeds naar gekeken. Het ging mij vooral om het systeem, ze hadden bij wijze van spreken ook padvinder kunnen zijn.’
Nooit douchen
Je zat heel erg dicht op die jongens, die blote lijven, zijn dat ook de lichamen die je als opgroeiend meisje observeerde?
(lacht) ‘Nee, eigenlijk niet, onder mijn vriendinnen was het echt not done om met een badmeester te gaan, dus ik heb ze nooit zo aantrekkelijk gevonden, misschien ook wel door die sporen die ik als kind in dat café had ontdekt. En er is trouwens nog iets anders, iets dat verder niet aan de orde komt, een achtergronddetail, maar dat kan ik je wel vertellen: ze douchen ook nooit (lacht), dus het stinkt daar nogal. Ze wassen zich in zee. Ik heb als tiener ook wel eens zo gestonken, in de tijd dat ik op de paviljoens werkte, dat ik in zo’n hokje in een strandhuisje sliep en dan drie dagen alleen maar zwom. En dat je de natte was dan in dat strandhuisje liet hangen en dan droogt dat zout op... Ik vind het op een bepaalde manier ook heel lekker, dat zout, al gaat het bij hun samen met de geur van verschaald bier. Maar ze poetsen wel hun tanden.’
Ranzig
Jammer dat je het als kijker niet ruikt.
‘Nou, als ze zo liggen te slapen, zie je ook wel dat ze best wel vies zijn; die vliegen op hun gezicht, toch? Ik heb het gevoel dat het er wel in zit... Ze zien er ook wel een beetje ranzig uit. Iemand zei tegen mij: ik zou niet willen weten hoe het daar ruikt.’
Teledoc Campus is een samenwerkingsverband van NPO, CoBO en het Nederlands Filmfonds