Het is zondagavond, eind oktober. Amsterdam is dit weekeinde op uitnodiging van de Universiteit van Amsterdam het centrum voor zo’n 300 beleidsmakers, wetenschappers en juristen die zich bezighouden met privacy en veiligheid. Dat gebeurt in alle openheid, zonder camera’s en extra beveiliging. Laptops en mobiele telefoons bij de hand. Naast het podium hangt een markante poster met de sponsors van deze conferentie: Facebook, Google, Ziggo, Microsoft. Een kalende man met pretoogjes, een jaar of zeventig, neemt plaats op het podium en maakt er een grapje over. ‘Ach, ze weten alles al.’ Zijn naam: Edward William, alias Bill Binney, voormalig medewerker van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA.
Meer dan dertig jaar was hij in dienst bij de NSA, dezelfde organisatie waar computerexpert Edward Snowden ook voor werkte. Binney is ook een klokkenluider en Snowden heeft hem meerdere malen genoemd als zijn lichtend voorbeeld. Sommigen noemen Binney zelfs ‘Snowden 1.0’. Want een jaar voor Snowden zijn documenten lekte, in 2013, maakte Binney al bekend dat de Amerikaanse inlichtingendienst op grote schaal telefoongesprekken aftapte van onschuldige burgers. En dat allemaal onder het mom van terrorismedreiging. Oftewel: om de veiligheid te bewaken mag je heel wat privacy schenden. Nog niet eerder maakte een zo hoog geplaatste medewerker zulke geheimen openbaar.
De inmiddels 32-jarige Snowden ging een stapje verder. Hij lekte ook daadwerkelijk de geheime documenten waaruit dat bleek. Want alle data worden door de nsa opgeslagen, ook als er geen enkele aanleiding voor is: iedereen wordt afgeluisterd en afgetapt, e-mails worden gelezen en bankzaken bekeken. Volgens Snowden handelt de nsa daarmee illegaal en ondemocratisch. In 2013 nodigde hij daarom journalisten uit, onder wie Glenn Greenwald van de Britse krant The Guardian en de Amerikaanse documentairemaakster Laura Poitras, om die karrenvracht aan geheime documenten aan de grote klok te hangen.