Wilfried informeert naar de relatie tussen Freek en Youp van 't Hek. Die is niet meer wat het ooit was. De laatste keer dat ze elkaar tegenkwamen was op een benefiet. 'Dan staan we wat ongemakkelijk tegen elkaar aan te duwen,' zegt Freek.
De eerste ontmoeting met Youp was in de jaren zeventig in Middelburg. Van 't Hek schreef voor de Avrobode over een voorstelling van Neerlands Hoop en interviewde het tweetal. Het contact begon leuk en Freek werd uitgenodigd bij Youp's voorstellingen.
Op enig moment is er iets van commotie en gedoe ontstaan door dingen die Freek over Youp zou hebben gezegd. Hij zou dingen van zijn eigen werk bij Youp terugzien en jaloers zijn op het succes. 'Opgeklopt door de pers natuurlijk,' legt hij uit.
Wilfried wil weten waar het nu werkelijk om draait, wat is de kern van de frictie? Na lang nadenken zegt De Jonge: 'Het wezen is eigenlijk: als de mensen daar ook genoegen mee nemen, waarom heb ik me dan altijd zo ingespannen?'
Er speelt bij hem geen boosheid of rancune, maar hij heeft wel het gevoel dat er voor Youp meer inzit. 'Hij is zo blijven hangen op die opgeblazen rubberband van succes, dat-ie geen idee meer heeft dat als dat ding lek gaat, hij gewoon kan zwemmen.'
'Ik weet hoe het gaat bij die try-outs,' probeert hij verder uit te leggen, terwijl hij met een stapel papier zwaait. 'Je gaat met je teksten naar zo'n zaaltje en dan denk je: o jee, ze lachen niet genoeg. Want die lach, dat is de smeerolie van je voorstelling. Die inspireert je en maakt je groter. Het is vaste prik: als je dan zegt kut, godverdomme of neuken, dan gaan ze lachen. Ik zou als regisseur zeggen: Ik wil de eerste vijf try-outs de woorden kut en godverdomme niet horen.'