'Na de Tweede Wereldoorlog werden Nederlanders door het NIOD (destijds het RIOD) gevraagd hun dagboeken in te sturen.
Documenten van onder meer Joodse mensen, Engelandvaarders, onderduikers en verzetsmensen werden ingezameld.
De dagboeken die werden afgewezen, waren veelal van vrouwen.
Zo gaat dat niet alleen bij instituties, maar ook bij families.
Er wordt gekozen wie er in het familiealbum komt en wie niet, of welke loten er doodlopen op de stamboom.
Welk verhaal wordt wél en welk verhaal wordt niet verteld?
In mijn familie bestaat een nogal sterk verhaal.
Het is de mythe van Mina, die bijna vijftig jaar lang de dienstbode van mijn overgrootmoeder was.
‘Grootmama’, zoals we haar noemen, Marietje gravin van Lynden-Calkoen, werd geboren met een adellijke titel en leefde op kasteel Ter Hooge bij Middelburg. Ze organiseerde theepartijtjes en stuurde haar personeel aan.
Mina was 26 jaar jonger, kwam uit een arbeidersgezin en bleef haar hele leven ongetrouwd om voor Grootmama te zorgen.
Volgens het verhaal dat in onze familie leeft, deed Mina dat vooral omdat die twee zo dol op elkaar waren. Maar is dat het enige wat er te vertellen valt?'