Op de Unesco-werelderfgoedlijst staat Nederland vermeld met negen stuks cultuur- en natuurerfgoed. Met Duitsland delen we de Waddenzee, die op de lijst voor twee telt. Duitsland heeft 37 stuks erfgoed, waarvan drie in Berlijn. Het Museuminsel en de kastelen en parken van Charlottenburg en Sanssouci (die samen voor één tellen) trekken veel toeristen, maar dat geldt niet voor de Siedlungen der Berliner Moderne. Deze zes tussen 1913 en 1934 gebouwde wijken werden in 2008 tot werelderfgoed be-vorderd. Niet in hun geheel, maar in gedeelten die als unieke voorbeelden gelden van moderne huisvesting in de republiek van Weimar. Ze werden gebouwd in opdracht van corporaties die wilden aantonen dat goede en ruime huisvesting ook betaalbaar kon zijn en dat hoge grondprijzen niet tot dichte en hoge bebouwing hoefden te leiden.
Geen vierkante blokkendozen dus, zoals de in Berlijn gebruikelijke huurkazernes, maar ruime woningen met eigen keuken en wc, balkon of loggia. Architecten van naam, onder wie Bruno Taut, Walter Gropius en Hans Scharoun, ontwierpen woonwijken volgens de inzichten van het Nieuwe Bouwen en de Nieuwe Zakelijkheid. Ook midden in de stad kregen de bewoners zo deel aan gezond wonen, aan licht, lucht en ruimte.
De vanwege hun Einmaligkeit uitverkoren zes zijn Gartenstadt Falkenberg, Siedlung Schillerpark, Großsiedlung Britz, Wohnstadt Carl Legien, Weiße Stadt en Großsiedlung Siemensstadt. Vier in voormalig West-, twee in voormalig Oost-Berlijn. Mede gelet op de hoogzomerse temperaturen besluit ik ze weliswaar allemaal aan te doen, maar vooral werk te maken van de eerste twee. Falkenberg omdat het de oudste is, een tuinstad én in het verre zuidoosten (Treptow) ligt, Schillerpark omdat het de eerste in de westelijke binnenstad is (Wedding), met een Nederlands tintje bovendien. De vier andere borduren voort op dezelfde principes, maar dan op grotere schaal.
Zes zomerreportages in de VPRO Gids over Europees werelderfgoed en massatoerisme. Aflevering 5: Siedlungen der Berliner Moderne. Zes Berlijnse woonwijken uit de tijd van de Weimarrepubliek zijn geheel teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Maar er moet ook gewoond worden.
Verfdooswijk
Aan de uitgang van S-Bahnhof Grünau, ver buiten ‘de ring’, staat Max Rasokat me al op te wachten. Baardje, gebruind, korte broek en sandalen – een buitenmens. Hij is Ansprechpartner en oerbewoner van Gartenstadt Falkenberg, al vanaf zijn geboorte in 1945. Zijn rondleiding door de tuinstad wordt steeds onderbroken door praatjes met buurtbewoners, die hij bijna allemaal kent. De woningen, rond een fraai hofje of vrijstaand langs de hellende Gartenwegstraße, hebben uiteenlopende bonte kleuren. Dat was ongehoord in 1913, toen feldgrau nog de norm was. Kleur in plaats van stuc! De volksmond sprak van Tuschkastensiedlung (verfdooswijk). Architect Taut werd uitgemaakt voor crimineel, maar hij deed er nog een schepje bovenop door een woning helemaal in ultramarijn (‘Taut-blauw’) uit te voeren – je waant je aan de Middellandse Zee. Tot 1916 werden er 134 gebouwd, het hadden er 1500 moeten worden. Maar ja, de oorlog, gebrek aan middelen en ook aan realiteitszin. Het was een alternatieve, hechte gemeenschap van stedelingen, veelal socialisten en vrijdenkers die ook de geneugten van het buitenleven wilden. Groenten en fruit uit de grote tuinen moesten tot een zelfvoorzienend bestaan leiden. Rasokats grootouders woonden er vanaf het begin, opa deed nog mee met de gewapende arbeiders die in 1920 de Kappputsch (drie jaar voor Hitlers eerste poging) hielpen neerslaan, waaraan een plaquette in de Akazienhof herinnert. Tegen alcohol en godsdienst waren ze, en voor naaktlopen. De volksfeesten van Falkenberg waren beroemd in heel Berlijn.
Architectuurliefhebbers
Tegenwoordig is de saamhorigheid minder groot, zegt Rasokat, misschien door de welvaart. Dat was ten tijde van de DDR toch anders. Tot aan de Wende betaalde hij jaar in, jaar uit slechts 51 oostmark voor zijn 52 vierkante meter, voor vier personen. Krap inderdaad, maar wat een vrijheid, en nog steeds. Nu is de huur gemiddeld 600 euro, de grote woningen meegerekend. Maar goed, de staat was failliet en ze waren blij dat Falkenberg in 1992 weer aan de oorspronkelijke eigenaar, de West-Berlijnse corporatie van 1892 werd overgedragen. In de ddr viel de tuinstad weliswaar onder monumentenzorg, maar geld voor goed onderhoud en restauratie ontbrak. In 1970 lieten types van de Stasi en de Volksarmee aan de rand van Falkenberg op onteigende grond woningen bouwen. Protesteren was niet ongevaarlijk en haalde ook niks uit. Met zulke lui had Rasokat – geen lid van de Partij – liever geen contact. Enfin, ze zijn na 1990 opgekrast of weggestorben. Maar Rasokat krijgen ze daar niet weg, zijn zoon woont er nu ook. En in een half uurtje ben je op de Alexanderplatz. Het aantal toeristen blijft beperkt, Rasokat schat dat een paar honderd architectuurliefhebbers per jaar dit buitengewest komen bezoeken. Mooie herinneringen heeft hij aan een enthousiast Japans team dat zelfs vanuit een helikopter opnamen maakte. Falkenberg is dan ook de paradijsvogel onder de Siedlungen der Berliner Moderne.
Amsterdamse School
Na WOI moest de tuinstadcorporatie die Falkenberg had laten bouwen fuseren met de Berliner Bau- und Wohnungsgenossenschaft von 1892, voortgekomen uit de arbeidersbeweging. De nieuwe corporatie liet vanaf 1924 in arbeiderswijk Wedding de Siedlung Schillerpark bouwen, opnieuw door Bruno Taut. Ditmaal werd beter op de centen gelet. Er werd voor verschillende inkomensgroepen gebouwd, maar wel met dezelfde voorzieningen. Alleen het woonoppervlak varieert. Maar ook de kleinste woning van veertig vierkante meter was toen al groter dan elders. Het gaat om 300 woningen in drie lagen van rode baksteen, in de stijl van het Nieuwe Bouwen, met verspringende gevels, balkons en loggia’s. Vrijstaande huizengroepen met veel groen en speelplaatsen. Ook hier is het houtwerk volgens vaste patronen in heldere kleuren geschilderd. De grote raampartijen kijken uit op het Schillerpark, het eerste Volkspark in zijn soort, van tuinarchitect Walter Rossow. De woningen doen modern en Hollands aan; Taut had zich bij een bezoek aan Nederland laten inspireren door de Amsterdamse School, met name door het werk van J.J.P. Oud.
Net als in Falkenberg is bij de centrale toegang tot Schillerpark een graffitibestendige informatiezuil voor toeristen geplaatst. Ook hier zijn veel bewoners op leeftijd, blijkt in de conciërgewoning in de Oxforder Straße, tevens buurtcentrum. Vroeger zat hier een door de vakbond gedreven Konsumladen, nu is het een aanloopcentrum met onder meer een buurtbibliotheek. Er zijn ook twee gastenwoningen, een wasserette en een seniorenwoongemeenschap. Een rondje langs de groene binnenterreinen leert dat het hier rustig wonen is. Of houdt de hitte iedereen binnen? Wel proef je aan alles dat bij een smalle beurs het idee van ‘samen sterk’ hier nog steeds wordt aangehangen. Een drietal oudere dames verklaart gewend te zijn aan pottenkijkers in de vorm van groepen studenten of buitenlandse gezelschappen. Anders ligt dat in het Schillerpark, merk ik even later, waar moeders die toezicht houden op een grote hoeveelheid rondspetterend kroost in het kinderbad de zonderling die bij 32 graden notities staat te maken nauwlettend in de gaten houden. Ook in het park is alles in oude staat teruggebracht, waaronder twee prachtige openbare Jugendstil-toilethuisjes die ook als informatiecentrum dienst doen.
Restaureren
De Berliner Bau- und Wohnungsgenossenschaft von 1892, eigenaar van Falkenberg en Schillerpark, heeft in 2009 een stichting in het leven geroepen tot behoud van beide werelderfgoederen. Bestuursvoorzitter is Dirk Lönnecker, een slanke, rap formulerende, in zwart pak gestoken vijftiger die heel af en toe berlinert. In de centrale van 1892 in Westend, waar de corporatie ook een woonblok in haar bezit heeft, geeft hij uitleg. ‘De meeste woningbouwcorporaties, waaronder Gehag, GSW en wij van 1892 waren destijds nog in handen van de stad. Ze zijn verkocht toen het proces richting werelderfgoed al gaande was. Hier moeten de deelstaten zo’n aanvraag indienen, dus in dit geval de stadstaat Berlijn. Dat gebeurde in 2006 onder leiding van de deelstaatconservator Jörg Haspel. Het heeft 1892 zo’n honderdduizend euro aan voorbereidend werk gekost – rapporten, reizen, vergaderen – maar dat was het waard. Van 1892 staat sowieso de helft van het woningenbestand onder Denkmalschutz (monumentenzorg), maar als dan ook nog zo’n tien procent de werelderfgoedstatus krijgt is dat een hele eer.’
Vervolgens stelde het ministerie over een termijn van zes jaar 23 miljoen euro beschikbaar om de uitverkoren Siedlungen te restaureren, dat wil zeggen tot in detail in de oorspronkelijke staat te herstellen. Inclusief de tuinen en parken die werden ingericht zoals de landschapsarchitecten het ooit bedoeld hadden, met de oorspronkelijke paden en beplanting. Deze fase is nu bijna afgerond – in 2014 houdt de subsidie op. Aan de logische volgende stap, het toegankelijk maken van het erfgoed voor toerisme, zitten nog wel wat haken en ogen.
Rondleidingen
Lönnecker: ‘Er zijn info-zuilen geplaatst en looproutes uitgezet. Maar massatoerisme, gesteld dat er zoveel belangstelling ontstaat, is niet aan de orde. Het erfgoed is geen dierentuin; er wonen mensen. Dus toeristische ondernemers die met bussen langs willen komen, hebben we afgehouden. Als bewoners moe van hun werk komen willen ze niet ook nog in de voordeur of in de keuken door toeristen gefotografeerd worden.’
Maar Thomas Krüger van Ticket-B, dat door architecten verzorgde rondleidingen in Berlijn aanbiedt, mocht van Deutsche Wohnen, dat de vier andere Siedlungen in bezit heeft, wel kantoortjes openen in Siemensstadt en de Großsiedlung Britz. Hij heeft een acht uur durende tour per bus langs alle zes de wijken – ze liggen ver uit elkaar – plus woningbezichtigingen in de aanbieding, voor een groep van maximaal 25 personen. Kosten tussen de 700 en 1400 euro. Je kunt ook voor 250 euro met maximaal vijf personen alleen de Großsiedlung Britz bekijken. Dit is echt voor de liefhebbers; van massatoerisme kan inderdaad geen sprake zijn. Met een architectuurgidsje deed uw verslaggever ze alles zes gratis en voor niks, al kost dat wel meer tijd en inspanning. (Opeens sta je dan, bijvoorbeeld, voor het rijtjeshuis in Britz waar Adolf Eichmann tot 1938 heeft gewoond en vanwaar hij met de 21 naar de Anhalter spoorde om zich bij de Sicherheitsdienst te bekwamen als Judenreferent.)
Gevraag naar de relatie met Deutsche Wohnen, een grote speler met honderdduizend woningen in heel Duitsland – ‘Calimero’ 1892 heeft er 6500 –, antwoordt Lönnecker: ‘We zijn partners én concurrenten. 1892 moet vooral de belangen van z’n huurders behartigen, en volgens de statuten mogen we van huurwoningen geen koopwoningen maken. Deutsche Wohnen daarentegen is beursgenoteerd en moet ook dividend aan aandeelhouders uitkeren. Almaar sneller, hoger, verder. Zij zetten in op groei, wij op consolidatie. Alles wat wij binnenkrijgen, wordt ook weer in het woningenbestand gestopt. Onze corporatie heeft haar woningen altijd goed geconserveerd, wij deden niet aan sloop en kaalslag zoals veel anderen, en we werkten steeds met gerenommeerde architecten die beter bouwden dan elders gebruikelijk. Bedenk wel: in de huurkazernes waren de woon- en leefomstandigheden vaak catastrofaal. Omdat de stad en private ondernemingen het lieten afweten, werden door sociale hervormers corporaties gesticht. Fatsoenlijke huisvesting, geen Hinterhöfe waar het zonlicht niet kon doordingen. Rachitis en andere ziekten kwamen in onze woonwijken niet meer voor.’
Linkse traditie
‘Tegenwoordig worden we vooral door politici gezien als verschaffers van goedkope huurwoningen. Vaak wordt vergeten dat de door de overheid gepleegde sociale woningbouw pas van na 1945 is. Onze woningen waren beter en daardoor ook duurder, maar op basis van solidariteit, door goede planning, organisatie en overleg toch betaalbaar voor arbeiders en ambtenaren. Elk lid van de corporatie betaalde voor woonaandelen, elke vrijdag kwamen ze hier in de centrale wat geld opzijzetten. 1892 is trots op de status van werelderfgoed omdat het een erkenning is van onze bouw- en woonpolitiek, en het de moeite waard is gebleken om de woningen van tuinstad Falkenberg en de Schillerparkwijk al die jaren te conserveren.’
Het is duidelijk, deze woonwijken staan in een linkse, sociaal-democratische traditie. Ze staan, lees ik in een brochure, ook voor een ‘solidaire maatschappij’. Wat is daar nu nog van over?
Lönnecker: ‘Het begon heel idealistisch in Falkenberg. Reformbewegung, zelfs Freikörperkultur, binnen een randgroep. Dat bleek economisch onhoudbaar. Volgde een fusie met 1892 dat in de arbeidersklasse en kleine ambtenarij wortelt. Dat is inderdaad een verschil. Maar de wijken hebben nog steeds gemeen dat soms drie, vier generaties van dezelfde familie er zijn blijven wonen. Dat duidt op saamhorigheid, verbondenheid, vasthouden aan een traditie vol idealen.
Neem onze bouwspaarafdeling. Werd door de nazi’s afgeschaft, maar in 1994 weer ingevoerd en was meteen zeer in trek, ook bij ouderen. Het is een systeem dat zich heeft bewezen, er is nu 400 miljoen gespaard. Onze mensen hebben intussen meer vertrouwen in de corporatie dan in banken! Ook al omdat de leden actief inspraak hebben en bij belangrijke beslissingen betrokken worden. Ook na 120 jaar kun je van een heuse gemeenschap spreken. De woningen zijn geliefd, er zijn wachtlijsten en veel criteria waaraan een nieuwe huurder moet voldoen. Je maandinkomen moet ook drie keer zo hoog zijn als de maandhuur, maar dat is het Duitse gemiddelde. Berlijn steekt wat dat betreft nog gunstig af bij München of Amsterdam.’
Vergrijzing
In Falkenberg en Schillerpark huizen relatief veel ouderen. Vormt doorstroming een probleem? Lönnecker: ‘Gemiddeld zijn ze in Berlijn 45, bij ons 55 jaar. Straks is de helft boven de 65. Nog is dat geen financieel probleem, de huidige bejaarde is ook welvarender dan vroeger. Maar over twintig jaar is de vergrijzing nog meer toegenomen en gaan ouderdomsziekten als dementie een rol spelen. 1892 heeft ook een vereniging die het “levenslang” kunnen blijven wonen wil bevorderen, waardoor in Schillerpark in 1995 een eerste woongemeenschap voor ouderen, met gemeenschappelijke ruimten, is ontstaan. Dat is de toekomst en ook goedkoper, want straks zijn grote zorgcentra sociaal-kwalitatief en financieel niet meer te handhaven.’
Heeft wonen in erfgoed niet ook de nodige beperkingen? ‘Het aanzicht, het uiterlijk van de woningen mag inderdaad niet veranderd worden, dus geen markiezen, satellietschotels, afwijkende verf en wat dies meer zij, maar overigens zijn in ons werelderfgoed allerlei aanpassingen mogelijk, bijvoorbeeld een oprit voor rolstoelers, en in de woningen zelf is ook veel mogelijk. Icomos, de Unesco-adviseur inzake werelderfgoed, doet daar niet moeilijk over, ook wat energiebesparende maatregelen betreft. Helaas ligt Icomos wel dwars in Falkenberg, waar ze een openbare aanbesteding willen voor een klein nieuwbouwproject. Terwijl wij al een plan van architect Winfried Brenne kant en klaar hadden, de Taut-expert die vanaf het begin voor ons de restauraties uitvoert. Nu kost zoiets weer een ton extra. Maar goed, verder heb ik weinig klachten.’
Levende monumenten
Claudia Templin, kwiek en hartelijk, werkt als architecte samen met drie collega’s voor 1892. Ze overlegt met bewoners over uit te voeren restauraties en aanpassingen en ziet toe op naleving van de bouwvoorschriften. Ik vraag haar waarom in Schillerpark zelfs de overdekte afvalverzamelpunten worden teruggebracht tot het oorspronkelijke ontwerp. Gaat dat niet wat ver?
Templin, lachend: ‘Het lijkt futiel, maar toch is het interessant. In 1920 was er nauwelijks afval, of het werd hergebruikt. Nu is er veel meer afval, wordt het gescheiden en daardoor is zo’n plek vier keer zo groot geworden. Die afvalplekken worden hersteld en uitgebreid naar het oorspronkelijke ontwerp. Nu komen zelfs andere corporaties kijken hoe wij dat gedaan hebben.
Ook nu de restauraties zo’n beetje zijn afgerond, valt er nog genoeg te doen. Het zijn nu eenmaal levende monumenten, dus er zijn in Falkenberg bijvoorbeeld bewoners die illegaal iets aanbouwen, jaloezieën ophangen, een pergola bouwen of zo’n lelijke tuintent van witte kunststof plaatsen. Begrijpelijk, maar het mag niet. Ik hou het archief bij en waarschuw de beheerder die de bewoners dan aanschrijft. In de huizen zelf is meer mogelijk: douche of bad plaatsen, soms een muur weghalen tussen keuken en woonkamer.
Ik neem een tussenpositie in: tegenover Denkmalschutz verdedig ik de belangen van de bewoners, maar ik houd ze ook aan de voorschriften. Het zijn bovendien huurders, geen eigenaars die kunnen doen wat ze willen. Vooral in hun tuin willen bewoners dingen veranderen. Het is onze taak om ze er op te blijven wijzen dat ze in cultureel erfgoed wonen en dat dat verplichtingen schept.’
Lönnecker: ‘De financiering loopt in 2014 af, maar we blijven proberen om plannen uitgevoerd te krijgen. In Schillerpark willen we er nog een tentoonstellingsruimte bij hebben, zoals in Falkenberg, waar we ook nog een paar woningen willen bouwen, plus een gastenverblijf. Maar eerst gaat op 7 september een door studenten van de Technische Universität samengestelde tentoonstelling over honderd jaar Falkenberg van start.’
In het kader van Monumentendag op 7 en 8 september rondleidingen en tentoonstelling Honderd jaar tuinstad Falkenberg, Am Falkenberg 117, 11-17 uur