Ook in zijn Amerika-documentaires waren het weer individuen, geplaatst in een cultuurhistorische context, die samen het grote verhaal vertelden. Daarmee was Keller, in een periode waarin het, althans in Nederland, nog steeds draaide om (verzuilde) instituties een voorloper. Toen hij begin jaren negentig terugkeerde voor het drieluik De uitvinding van Amerika schetste hij de eenzaamheid en het schuldgevoel die een individualistische samenleving als de Amerikaanse tot gevolg kan hebben. Zijn interviewpartners waren met name journalisten en kunstenaars, omdat die, zo vertelde hij de Volkskrant, zich onbaatzuchtig met deze problematiek bezighielden.
Beleidsmakers, politici, etc., je ziet hen zelden in Kellers films. Te geprogrammeerd en voorspelbaar. Keller bewoog zich bij voorkeur tussen cultuurdragers, zoals hij er zelf ook één was: schrijvers, wetenschappers, acteurs en dichters. Over die laatste categorie maakte hij twaalf seizoenen lang - tussen 1998 en 2014 - het kleine nachtelijke pareltje Dode dichters almanak, waarin een overleden binnen- of buitenlandse dichter, opgediept uit het archief, voordroeg uit eigen werk. Het was een soort poëtische dagsluiting van de VPRO. Toen het in 2014 wegens bezuinigingen sneuvelde, verdween daarmee tevens het hele poëzie-genre van tv. Keller, die toch al niet zo’n hoge pet op had van het Hilversumse i.q. (‘veel programmamakers zijn absoluut niet geïnteresseerd in hun vak, het hooghartige onbenul straalt er vanaf’), foeterde dat in het omroepdorp alleen tegen het schrappen van Lingo werd geprotesteerd.
Zijn magnum opus op cultuurhistorisch terrein was Hotel Atonaal; Rendez-vous der Vijftigers dat hij in 1993 samen met Remco Campert maakte. Aan de hand van het oeuvre van die groep dichters schetste hij niet alleen een literair, maar ook maatschappelijk tijdsbeeld van de jaren vijftig: een muf land vol oude mensen en leraren, literatuur van klein geluk en op de radio louter geaffecteerde stemmen. In dat land gooide de poëtische vernieuwingsbeweging, geleid door Simon Vinkenoog met zijn befaamde bloemlezing Atonaal, eindelijk de lang verbeide steen in de vijver. ‘Maar dat historische besef van ‘we gaan de hele literatuur omgooien’ hadden we op dat moment helemaal niet’, zegt Vinkenoog in het vierluik. ‘Net als de dadaïsten waren we leuk speels bezig.’ En Rudy Kousbroek: ‘Het waren verlengde schoolgrappen die we maakten, de toon van het Franse Lycée: leraren voor schut zetten.’
Het is nog steeds een groot genoegen de driftig rokende Vijftigers bij elkaar aan tafel te zien. Diepgaand, maar ook luchtig, wijs, maar geestig. Gerrit Kouwenaar: ‘Vanaf het begin dachten we: we gaan het maken, maar dat was op niets gegrond.’
Hans Keller bleef stug doorwerken. Rond zijn 67ste werd hij nog eindredacteur van Tegenlicht, en op zijn 71ste vertoonde de tv zijn laatste schepping: in Het uur van de wolf, een prachtig, melancholisch portret van wijlen Kees Fens, de grootste literair criticus van Nederland.