In 2011 hadden we een groep kunstenaars uitgenodigd om de uitdaging aan te gaan tegen een groep wetenschappers. Leer hier de kandidaten kennen.

Team Kunstenaars

Vera Yanovshtchinsky, Architect

Vera Yanovshtchinsky had eigenlijk chirurg willen worden. “Dat heeft te maken met het feit dat er voor bètameisjes weinig andere mogelijkheden waren. Die stroomden vanzelf door naar geneeskunde.” De kans om ’s nachts uit bed gebeld te worden sprak haar echter niet zo aan. Een architect heeft dat probleem over het algemeen niet. Dat wil niet zeggen dat haar werkweek voorspelbaar is. “Veertig uur? Dan ben ik met vakantie!”

Ze werd in 1952 geboren in Oekraïne, maar groeide grotendeels op in Israël. Er werd daar in die tijd ontzettend veel gebouwd. Overal op straat lagen bouwmaterialen. Voor haar werd het een speelterrein. Waarschijnlijk is daar dan ook haar fascinatie voor bouwen ontstaan. Nog steeds vindt ze de bouwplaats fascinerend. “Ontwerpen is leuk, maar het allerleukste is het bouwen zelf.”

In 1983 studeerde ze af aan de Technische Universiteit Delft, waarna zij enige tijd bij diverse architectenbureaus werkte. Sinds 1997 heeft zij haar eigen architectenbureau in Den Haag. Een van haar vele projecten is Wastescape, waarbij voormalige vuilstortlocaties een nieuwe, nuttige bestemming krijgen zoals een energiepark, vakantiepark of een gebied voor voedselproductie.

“Er zijn veel mensen bezig met het beheren van afval op verschillende niveaus, maar dat zijn doorgaans mensen die daar vanuit de technische en beheerskant naar kijken, terwijl architecten kijken naar de kant van de kansen en de mogelijkheden die op deze hele mooie landschappen aanwezig zijn.”

En die kansen moeten we benutten, vindt ze. Vooral omdat ruimte in Nederland zo schaars is. Yanovshtchinsky en haar team doen in samenwerking met Grontmij onderzoek naar de mogelijkheden.

“Die [vuilnisbelten] liggen daar maar te liggen. En het zijn vaak hele mooie landschappen. Nederland heeft geen bergen, maar wel afvalbergen. Dat hoogteverschil kun je ook gebruiken en dan kun je op een andere manier bouwen en op een andere manier een stedelijke omgeving maken of een gebruiksomgeving of vakantieomgeving, een landschappelijke omgeving of wat dan ook.”

Yanovshtchinsky wil met haar gebouwen mensen welkom heten. Ze wil zorgen dat mensen er graag willen zijn. Niet alleen als ze eenmaal binnen zijn, maar ook als ze nog buiten het gebouw staan. Zo draagt het gebouw bij aan de openbare ruimte van de stad maar de openbare ruimte draagt ook bij aan de gebouwen.

“Schoonheid heeft voor mij iets te maken met welbehagen. Schoonheid is niet alleen esthetiek, schoonheid streelt. Schoonheid geeft je een gevoel van ruimte, lucht, plezier, fijn ergens kunnen zijn. Het heeft een enorm esthetisch aspect, maar het is niet alleen esthetiek. Ik wil dat mensen zich fijn voelen in mijn gebouwen.”

Naast een station, een museum en een stadhuis zou ze ook wel eens een boomhut willen ontwerpen. “Mijn roots zijn breed geworteld, niet diep. Ik wil in mijn ontwerpen ruimte geven aan de verschillende klimaten uit mijn leven: kou en sneeuw, woestijn en hitte.”
 

Piet Hein Eek, Beeldend kunstenaar

Simpel materiaal en een sobere vormgeving. In 1990, een tijd van overdaad, studeerde Piet Hein Eek af aan de Design Academy in Eindhoven met een kast van sloophout. Ondertussen wordt zijn gebruik van oude materialen overal erkend door enthousiastelingen van duurzaam design. Eek hield zich er echter al lang mee bezig voordat duurzaam ontwerpen populair werd. Die kast van sloophout had hij zelf gemaakt. Eek is een ‘hands on’ ontwerper. “Wij maken alles zelf. Dat is het grote verschil met andere ontwerpers die zich alleen op het ontwerpen richten.”

Hij ontwerpt een breed scala aan voorwerpen. Van meubilair, verlichting en accessoires tot voorgevels en deuren, van tuinhuisjes tot tafelvoetbaltafels en sjoelbakken. Verder verrijken een aantal schilderijen van staalafval zijn collectie niet alleen met fraaie voorwerpen, maar vooral met een mooi verhaal: “In de wedstrijd om zo min mogelijk te werken voor zo veel mogelijk geld wordt er steeds minder aandacht besteed en zijn restmaterialen al snel afval. Het is goedkoper om uit een grote balk veel kleine onderdelen te zagen dan kleine stukjes hout te bewaren, te onthouden waar ze liggen en vervolgens de bruikbare stukken hout te selecteren om er per stuk een pootje van te maken. Ik dacht ik draai het om; Materiaal is goud waard en arbeid is gratis. Dan kan en mag je zoveel tijd als je wilt besteden. Het object komt voort uit een eindeloze herhaling van handelingen. Waar er normaal zo min mogelijk aandacht wordt besteed wordt de waarde van deze objecten voor 100% bepaald door engelengeduld.” Piet Hein Eek verkoopt de door hem ontworpen meubels en accessoires in zijn winkel in Eindhoven.

Voor Fair Trade Original ontwierp Piet Hein Eek, samen met Vietnamese houtbewerkers en pottenbakkers, opvallende manden van palmhout en vazen van keramiek. Hij werd hiervoor gevraagd door Dutch Design in Development (DDiD) ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Fair Trade Original en zei meteen ja. “Ik hou helemaal niet van reizen. Maar Fair Trade Original is een bedrijf waar ik graag iets voor wil doen. Het was een enorme ervaring. Het hele proces dat je doormaakt samen met de bedrijfjes en de vakmensen. Interessant voor mij was het ook dat ik producten mocht ontwerpen die juist veel handwerk vragen.”

Eek maakt duurzame dingen. Daarmee bedoelt hij dat ze lang meegaan. “Als je een bank van IKEA koopt met een FSC-keurmerk en je gooit hem na twee jaar weg, dan is dat veel erger dan een bank van niet-FSC hout die je honderd jaar houdt.” Recycling is goed, zegt hij, maar het is niet altijd beter. Kijk bijvoorbeeld naar de energie die het kost om dat te recyclen materiaal te verplaatsen. Als je overal rekening mee houdt, is het beeld niet zo eenduidig als je zou denken. “Voor mij gaat het over kwaliteit en het creëren van een look die tijdloos is in plaats van een ontwerp volgens de mode. De meeste van onze meubels worden op een mooie manier oud.”
 

Marlies Dekkers, Lingerieontwerpster

"Het klinkt vast verschrikkelijk, maar als ik ondergoed aan heb van een ander merk dan van mezelf, voel ik me doodongelukkig!" Marlies Dekkers (1965) Studeerde in 1991 cum laude af aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda. “Ik begon, toen ik op de Sint Joost Academie zat, met het ontwerpen van lingerie voor verschillende projecten. Dat ik lingerie ontwierp had ik zelf pas door nadat een docent opmerkte dat mijn ontwerpen verdacht veel op lingerie leken.”

Maar het is meer dan alleen lingerie. “De lingerie is slechts een voertuig.” Zegt Dekkers. Ze haalt haar inspiratie uit boeken, films en tentoonstellingen die ze heeft gezien. Het mag niet zomaar een stukje stof zijn om mannen mee te plezieren. “Voor mij is het echt verwennen met taste en beauty. Dat is echt waar ik mensen in wil onderdompelen. En dan is het mijn taste en beauty, en het graag willen delen met wat je zelf hebt geabsorbeerd als een spons. Het is de gelaagdheid, in alles zit zoveel lagen. Dat is ook waarom het echt een vrouwenmerk is. Ik werk internationaal en waar ook ter wereld voelen vrouwen al die gelaagdheid, maar heel veel mannen niet.”

De door mannen gedomineerde wereld van de lingerie had volgens Dekkers nog slechts de A, B en C van het alfabet van erotiek bereikt. “Vrouwen werden neergezet als grote frou-frou bonbons met zwarte kanten lingerie en jarretels. Ik wilde ontdekken of ik de rest van het alfabet kon vinden. Ik heb toen een experiment uitgevoerd. Ik liep op de wallen in mijn blote billen jurk, die aan de voorkant bedekkend is, terwijl je aan de achterkant net een stukje van de billen ziet. Ik wilde testen wie het object was en wie het subject was. Wie had de macht in een omgeving waarin vrouwen als lustobjecten door mannen werden gezien? Niemand heeft mij die dag lastig gevallen, mannen keken juist weg. Ik was een spiegel van hun gedrag geworden. Ik had een nieuwe vorm van erotiek gevonden: poëtische erotiek.”

Ze vindt dat iedere vrouw een bepaalde schoonheid heeft. Het idee is dat vrouwen zich goed en sexy voelen in haar lingerie. “Ik zie het vrouwenlichaam als een canvas, die ik wil inlijsten met mijn lingerie. Ik wil lingerie creëren voor vrouwen, en niet voor mannen. Ik wilde dat mijn lingerie gezien werd. Door het dragen van mijn lingerie stralen vrouwen een bepaalde kracht uit.”

Dekkers zet zich al jarenlang in tegen borstkanker. Ook dit jaar ontwierp ze een speciale set lingerie waarvan een deel van de opbrengst gedoneerd wordt aan stichtingen die zich inzetten tegen borstkanker. Ook ontwierp ze een speciale BH voor vrouwen die een borstamputatie hadden ondergaan.

Ze heeft twee boeken op haar naam staan. Haar eerste boek, 33 propositions, kwam uit in 2003. In het boek worden foto’s van haar lingerie gecombineerd met teksten van Meghan Ferril. Enkele van deze “propositions” zijn Schoonheid, Verering, Erotiek, Extase, Sensualiteit en Verlangen. Het tweede boek, Stout - Over flirten, succes, macht, lingerie en erotiek, schreef ze samen met Heleen van Royen. Het boek kwam uit in 2008 en werd een bestseller. Het gaat over de fantasieën en avonturen van vrouwen op het gebied van erotiek en verleiding. Vrouwen mochten hiervoor teksten of fotomateriaal aanleveren. In het boek staan verder interviews met bekende Nederlandse vrouwen, waaronder Yolanthe Cabau van Kasbergen en Claudia de Breij.

Om het contact met de klanten te behouden draait Marlies Dekkers regelmatig een halve dag mee in winkels die haar product verkopen. “Laatst was ik in Antwerpen in de nieuwe winkel, komt er een vrouw van zeventig naar me toe, écht waar, zeventig jaar, zegt: 'Ik ben een enorme fan van je' en tilt haar truitje omhoog. 'Wat draag jij?' vroeg ze ook nog. Toen kon ik natuurlijk niet achterblijven, dus hup ik ook mijn T-shirt omhoog.”

“Uiteindelijk heeft het allemaal een doel gediend. Het gekke en mooie van het leven is dat je pas later ziet dat al die puzzelstukjes een doel hadden. Op een gegeven moment is het in een keer een puzzel die af is. En dat je denkt ‘jezus, daarom heb ik dat allemaal gedaan’. Alleen ik wist niet toen ik met het eerste puzzelstukje toen ik vier was bezig was dat dat mijn pad was.”

Ik vond dat het alfabet van de erotiek pas de A,B,C had bereikt. Vrouwen werden neergezet als grote frou-frou bonbons met zwarte kanten lingerie en jarretels. Ik wilde ontdekken of ik de rest van het alfabet kon vinden. Ik heb toen een experiment uitgevoerd. Ik liep op de wallen in mijn blote billen jurk, die aan de voorkant bedekkend is, terwijl je aan de achterkant net een stukje van de billen ziet. Ik wilde testen wie het object was en wie het subject was. Wie had de macht in een omgeving waarin vrouwen als lustobjecten door mannen werden gezien? Niemand heeft mij die dag lastig gevallen, mannen keken juist weg. Ik was een spiegel van hun gedrag geworden. Ik had een nieuwe vorm van erotiek gevonden: poëtische erotiek. Poëtische erotiek is bijvoorbeeld als een vrouw op de fiets zit, en een beetje wind haar rokje opzij doet waaien, waardoor een stukje van haar lingerie zichtbaar wordt. Dat toevallige, die poëtische erotiek, had ik nu in de hand. Dit wilde ik voortzetten in mijn lingerie. Ik zie het vrouwenlichaam als een canvas, die ik wil inlijsten met mijn lingerie. Ik wil lingerie creëren voor vrouwen, en niet voor mannen. Ik wilde dat mijn lingerie gezien werd. Door het dragen van mijn lingerie stralen vrouwen een bepaalde kracht uit. Ik had het erotische alfabet uitgebreid.

team wetenschappers

Erik Verlinde, theoretische fysica

Erik Verlinde (1962) werkt bij het instituut voor theoretische fysica bij de Universiteit van Amsterdam. Hij studeerde theoretische fysica aan de Universiteit van Utrecht en promoveerde daar ook. Verlinde houdt zich bezig met zwaartekracht, kwantummechanica en heeft veel aan snaartheorie gewerkt. Hoewel hij snaartheorie nooit de hemel in geprezen heeft, vindt hij de kritiek die de theorie de laatste tijd te verduren heeft gekregen onterecht.

“Wat me irriteert is dat voordelen van snaartheorie worden gepresenteerd als nadelen. Een van onze belangrijkste resultaten is dat we zwarte gaten nu kunnen beschrijven op een microscopisch niveau. Maar volgens Smolins boek wijst dit resultaat wél op het bestaan van een theorie van kwantumgravitatie, alleen zou snaartheorie daarvoor géén goede kandidaat zijn. Terwijl het toch om een resultaat van snaartheorie gaat.”

Kwantumgravitatie moet de zwaartekracht verenigen met kwantummechanica. Snaartheorie is een van de voorgestelde theorieën voor kwantumgravitatie. Verlinde werkt op het moment aan nieuwe manieren om de zwaartekracht te begrijpen. Zwaartekracht is iets dat we iedere dag opmerken. We denken er dan ook al eeuwen over na. Newton heeft als eerste ingezien dat het vallen van een appel en het draaien van de maan om de aarde door dezelfde kracht beschreven wordt. Maar meer dan een beschrijving van die kracht had Newton nog niet. Hij kon er geen verklaring voor geven.

“Einstein relateerde daarna de zwaartekracht aan hoe de ruimte en tijd gekromd zijn. En ik heb de indruk dat we in deze tijd weer op een heel andere manier over zwaartekracht gaan nadenken. Dat we met snaartheorie een onderliggende beschrijving van de zwaartekracht aan het vinden zijn, zoals ooit op basis van atomen een onderliggende beschrijving van het gedrag van gassen is gevonden.”

Einstein kreeg het echter niet voor elkaar om dit idee van zwaartekracht te combineren met kwantummechanica. Een idee dat dit zou moeten doen is snaartheorie. Snaartheorie werkt niet met elektronen of quarks maar met een soort mini-elastiekjes die op allerlei wijzen kunnen trillen. Alle verschillende elementaire deeltjes om ons heen zouden dan ontstaan als de trillingen van één enkele snaar, zoals de boventonen van een vioolsnaar. Op deze manier is het mogelijk ook de zwaartekracht volgens de wetten van de kwantummechanica te beschrijven. Met dat uitgangspunt kan snaartheorie bijvoorbeeld extreem zware én erg kleine objecten beschrijven, zoals zwarte gaten en het heelal vlak na de oerknal.

“Het idee dat ik nu heb gekregen over die zwaartekracht is voortgekomen uit het kijken wat die snaartheorie eigenlijk is. En dan blijkt dat als je dat in een aantal formules probeert uit te werken, je vrij snel op de zwaartekrachtsvergelijking van Newton kunt komen. Dat was voor mij een heel belangrijk inzicht waarbij ik ook het gevoel had dat dit toch een soort verklaring is van wat zwaartekracht nou is.”

Dit idee is hij nu aan het uitwerken zodat ze uiteindelijk tot berekeningen of voorspellingen leiden. Het kan echter nog wel even duren tot deze theorie helemaal af is. Dat betekent niet dat we al die tijd moeten wachten tot de theorie bruikbaar wordt. Voor die eerste ideeën is het niet nodig een volledige theorie te hebben.

“Toen Einstein begon had hij een idee. Hij had het idee dat als je in een lift zit die versneld wordt, dat je dan een kracht voelt die precies hetzelfde zou moeten zijn als die zwaartekracht. Daar begon hij mee en uiteindelijk duurde het nog acht jaar voordat hij een theorie had die helemaal af was. Toch kon hij met dat eerste idee ook al voorspellingen doen. Bijvoorbeeld het feit dat licht wordt afgebogen door massa, door zwaartekracht. Dat kon hij eigenlijk al uitrekenen uit dat eerste idee. Zo heb ik ook nu al een aantal dingen die ik kan berekenen.”
 

Christa Testerink, Bioloog

Toen ze nog op school zat, wilde ze eigenlijk dokter worden. “Ik ben medische biologie gaan studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, omdat ik kanker en AIDS wilde genezen, maar in het eerste jaar van mijn studie kreeg ik plantenbiologie en was ik verkocht.”

Christa Testerink promoveerde in 2001 op onderzoek naar de zaadkieming van gerst aan Universiteit Leiden. Sinds oktober 2006 werkt ze als universitair docent bij de sectie Plantenfysiologie van het Swammerdam Institute for Life Sciences aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast doet ze onderzoek waarvoor ze van NWO/CW een Vidi-onderzoeksbeurs heeft gekregen.

“Ik vind onderzoek doen het allerleukste. Nu ben ik bezig te onderzoeken hoe stressfactoren de groei van de plant veranderen. Dat is niet zozeer evolutie alswel 'acclimatie' en het gaat heel snel. Binnen een paar weken zie je al resultaat en verandering.”

Testerink kreeg haar beurs om op zoek te gaan naar de functie van het alarmmolecuul phosphatidylzuur (PA), dat onder diverse stressvolle omstandigheden gemaakt wordt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan droogte, kou of een aanval van ziekteverwekkers. Het is bekend dat PA de plant helpt om zichzelf te beschermen, maar het is nog onduidelijk hoe.

Haar werk dient nog steeds een hoger doel. Met de wending die haar studie nam veranderde dit doel mee. Ze wil nu met haar werk het wereldvoedselprobleem gaan oplossen. “Kijk, planten lijken misschien niet zo sexy, maar ze zijn heel belangrijk in het kader van dat wereldvoedselprobleem. Genetische modificatie zou hierbij zeker een rol kunnen spelen. Heel Amerika staat al tien jaar vol met transgene gewassen, dus met een gen erin dat niet van die plant zelf komt, en er is nog nooit iets ergs mee gebeurd. Natuurlijk moet je goed onderzoek doen, maar dat doen we toch!?”

Anders dan bij andere wetenschappen is er in de biologie meestal geen sprake van een ‘Eureka-moment’. “Je denkt als je iets ontdekt: 'Hee, da’s gek!' en dan doe je het proefje nog een keer, en als het dan weer klopt, ja, dan heb je wel iets ontdekt. Maar het gaat meestal niet om één enkel moment.”

Op 13 november gaf Testerink een kinderlezing in Science Center NEMO. Daar introduceerde ze jonge nieuwsgierigen in de spannende plantenwereld. Want planten zijn geen saaie dingen die maar wat ‘staan te staan’, ze zijn constant hard aan het werk. Om te leven, maar ook om te óverleven. Zoals de Roos van jericho, een woestijnplant die tegen extreme uitdroging kan. Terwijl veel andere planten al lang het loodje gelegd zouden hebben, verandert de Roos van jericho na een flinke bui van een dorre bruine bol weer in een groene plant!

Als Vidi-onderzoeker hoeft Testerink eigenlijk geen onderwijs te geven. “Maar ik doe het wel omdat ik het leuk en belangrijk vind. Ik ben erg actief in het verzinnen van betere methoden om kennis over te dragen aan studenten en ze bovenal te activeren, ook tijdens hoorcolleges. Ik word er heel blij van als dat lukt!”

Haar droom? “Zulk belangrijk onderzoek doen, dat het in de biologie-tekstboekjes terecht komt."


“In de biologie heb je meestal geen 'Eureka-moment'.

als vidi-onderzoeker hoef ik eigenlijk geen onderwijs te geven, maar ik doe het wel omdat ik het leuk en belangrijk vind. Ik ben erg actief in het verzinnen van betere methoden om kennis over te dragen aan studenten en ze bovenal te activeren, ook tijdens hoorcolleges. ik word er heel blij van als dat lukt!

“Ik zou graag zulk belangrijk onderzoek doen, dat het in de biologie-tekstboekjes terecht komt."

"Ik wilde ik eigenlijk dokter worden, toen ik nog op school zat. Ik ben medische biologie (aan de VU) gaan studeren omdat ik kanker en AIDS wilde genezen; maar in het eerste jaar van mijn studie kreeg ik plantenbiologie en was ik verkocht. Ik vind onderzoek doen het allerleukste. Nu ben ik bezig te onderzoeken hoe stressfactoren de (groei van) de plant veranderen. Dat is niet zozeer evolutie alswel 'acclimatie' en het gaat heel snel. Binnen een paar weken zie je al resultaat en verandering.
Mijn hogere doel is natuurlijk: het wereldvoedselprobleem oplossen. Kijk, planten lijken misschien niet zo sexy, maar ze zijn heel belangrijk in het kader van dat wereldvoedselprobleem. Ik zie geen enkel niet op te lossen probleem met genetische manipulatie; heel Amerika staat al 10 jaar vol met transgene gewassen, dus met een gen erin dat niet van die plant zelf komt, en er is nog nooit iets ergs mee gebeurd. Natuurlijk moet je goed onderzoek doen, maar dat doen we toch?! In Europa is de regelgeving nog steeds terughoudend en streng, maar het is een feit dat er op een gegeven moment een wereldwijd voedseltekort zal zijn. Maar omdat nu het nog niet aan de orde is: wij hebben hier geen honger, willen mensen er vaak nog niet aan.
In de biologie heb je meestal geen 'Eureka-moment'. Je denkt als je iets ontdekt: 'hee, das gek!' en dan doe je het proefje nog een keer, en als het dan weer klopt, ja, dan heb je wel iets ontdekt. Maar het gaat meestal niet om 1 enkel moment.
Ik zou graag zulk belangrijk onderzoek doen, dat het in de biologie-tekstboekjes terecht komt."
 

Peter-Paul Verbeek, Filosoof

Peter-Paul Verbeek (1970) is hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan Universiteit Twente. Daarnaast bezet hij part-time de Socrates leerstoel van de Technische Universiteit Delft. Verder is hij voorzitter van De Jonge Akademie, een onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Verbeek houdt zich bezig met onderwerpen als de vervaging van de grenzen tussen mens en techniek, de maakbare mens en de ethische discussies die deze ontwikkelingen met zich meebrengen. Hij heeft vier boeken op zijn naam staan, waaronder De Daadkracht der Dingen: Over techniek, filosofie, en vormgeving (2000) en De grens van de mens (2011).

“Als je goed nadenkt over de relatie tussen mens en techniek, kom je er eigenlijk steeds meer achter dat die twee voortdurend samengaan; dat wij de mensen zijn die we zijn door de techniek waar we mee omgaan. Het willen begrenzen of afschaffen van een bepaalde techniek betekent dan ook nee zeggen tegen een stukje van onszelf. Ik denk niet dat dat een goede weg is. Ik denk dat de ethiek zich niet zou moeten focussen alleen maar op de vraag of een bepaalde techniek wel of niet mag, maar dat de ethiek zich zou moeten storten op de vraag: wat gaat die nieuwe techniek inhouden voor onze manier van mens zijn en is dat een goede manier?”

De menselijke autonomie zou hierbij centraal moeten staan. Volgens Verbeek is dat dan ook de invulling die we aan Nietzsches ‘Übermensch’ moeten geven. Nietzsche had het niet over een supermachtige alleskunner, maar over een mens die verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf.

“En dat is volgens mij precies wat we nu moeten doen. Op een andere manier dan vroeger, op een fysieke manier speelt techniek nu een rol in ons leven. Maar juist door daar op een verantwoorde manier mee om te gaan zouden we vorm kunnen geven aan wat Nietzsche eigenlijk voor ogen had met zijn beeld van de Übermensch.”

Voor het boek Deus et Machina; de verwevenheid van technologie en religie (van Well, 2008) schreef Verbeek een artikel genaamd: In den beginne was techniek. Over de technologische bemiddeling van het religieuze. Daarin gaat hij in op de relatie tussen techniek en religie.

“Die twee dingen lijken elkaar enorm uit te sluiten. De techniek gaat over wat je maakt en religie gaat meer over wat je overkomt. Toch denk ik dat die twee veel nauwer met elkaar samenhangen dan we vaak denken.”