Ik ben een onredelijk mens. Het leek me verstandig om dit gras voor uw voeten weg te maaien, voordat ik begin de wereld opnieuw te verdelen over de vraag waarom sommige dieren gelijker zijn dan andere. Deze verdeling van de wereld wordt overigens niet door mij veroorzaakt, hij is er al. Tot nog toe in betrekkelijk vreedzame co-existentie, ‘we’ zullen elkaar nooit begrijpen, maar omdat er aan deze kloof geen momenten en geen feestdagen verbonden zijn, was het niet zoals bij Zwarte Piet dat je er donder op kon zeggen dat het ieder jaar rond dezelfde datum raak zou zijn. We, dat zijn de honden- en poezenmensen. En er zijn natuurlijk wel privileges, poezen mogen lekker vrij rondlopen, en honden gelukkig niet.
De laatste keer dat er serieus (en figuurlijk) het vuur op de poezen werd geopend, was door Jonathan Franzen die in 2010 Freedom publiceerde, naar verluidt de enige roman met een subplot over het doden van katten.
Franzen behoort tot de niet zeldzame categorie schrijvers die van vogels houden, en tot de wel zeldzame categorie schrijvers die niet van katten houden. Gelukkig is Franzen een intellectueel, en hoeveel schade kunnen die tegenwoordig nou nog aanrichten, maar nu verscheen er vorige week een artikel in de Journal of Environmental Law van de juristen Arie Trouwborst en Han Somsen waarin ze stellen dat het niet aangelijnd naar buiten laten van de poes in strijd is met de wet natuurbescherming die weer de Europese richtlijn voor natuurbescherming volgt. De poes moet net als de hond aan de lijn, want – meesterlijke zin uit het artikel hierover in de Volkskrant: ‘Katten hebben sowieso niet echt een positief effect op vogels.’ Het wachten is op een besluit van het kabinet en ik verheug me op een Malieveld vol gemauw.