Omdat er sprake was van dreigende rechtsongelijkheid – boeren leggen het halve land plat, rijden door afzettingen heen, luisteren niet naar de politie, enzovoort – besloot ik die eigenhandig even recht te trekken.
Ik reed in een zee van trekkers op weg naar de A27, dat duurde tergend lang, maar hoe vaak rijden er niet allerlei andere irritante mensen om me heen, dus wat was nou eigenlijk het probleem? Bovendien, de directeur die de vergadering waarnaar ik op weg was zou voorzitten, wist zich in zijn woonplaats volledig ingesloten door de boerenbrigade en had zich inmiddels als reporter at large onder het woedende volksdeel begeven. Ik had de tijd. Toen kwam de chaos, en bleken die trekkers niet alleen nogal groot en mijn auto plotseling nogal klein, maar gooiden ze ook alle verkeersregels in één klap overboord.
Onverwachts kruisten er trekkers rakelings voorlangs en boorden zich door de middenberm, een paar honderd meter verderop liepen er plotseling tientallen mensen op straat. Ik zat in een zombie-uitbraak, zo leek het. Nu heb ik daar genoeg van meegekregen om te weten dat dan iedereen je vijand is, en dat alles geoorloofd is om te overleven. Ik moest alleen zo snel mogelijk aan wapens, munitie, water en vuur zien te komen. Het einde der tijden was ophanden, en het was te laat om me in een boerderij in Ruinerwold te verstoppen. Terzijde: ik zie hier het verschil tussen het probleem en de oplossing niet. De strepen op de weg, de borden, de stoplichten, de verkeersregelaars, de politie, niets had nog enige betekenis voor me.
Toen ik ’s avonds terugreed was de weg leeg. Hier en daar nog een sprietje stro, of verbeeldde ik me dat? Ik deed de deur open en daar lag de eerste bekeuring al op de mat.