Ik weet hoe je het noemt wanneer je je schaamt dat je naar een programma kijkt dat je volgens je omgeving/ opvoeding/ achtergrond/ werk/ klasse/ intelligentie/ zelfbeeld eigenlijk niet goed of leuk hoort te vinden, dat is een guilty pleasure.
Toen ik mezelf ‘yes’ hoorde roepen toen Duncan Laurence het Songfestival won, stond ik de nationalist in mijzelf dus toe even dat schuldige plezier te voelen.
Ach, die ene seconde in 44 jaar. Maar nu het omgekeerde. Niet willen kijken naar een programma waarvan je vindt en voelt dat je het eigenlijk verplicht bent te zien, aan je stand, aan je overtuigingen, aan je stemplicht de volgende dag, aan je mening.
Ik wilde het debat tussen Baudet en Rutte niet zien, maar voelde dat ik er niet aan kon ontkomen. Ik heb nog geen naam voor dit verschijnsel bedacht, ik kan het nog het best vergelijken met de onwil die ik ook wel voel om een bestseller te lezen. Maar, als ik in staat was geweest om de wonderlijke vertoning van het Songfestival tot halftwee ’s nachts uit te zitten, dan mocht ik dit stukje Europese debatgeschiedenis toch niet overslaan? Inderdaad, en ik heb het een minuut of twintig volgehouden. Apenrots. Over Europa werd ik in ieder geval niets wijzer, maar als u mij nu vraagt wanneer ik voor het laatst gehuild heb, hoef ik niet lang na te denken.
De volgende ochtend luisterde ik naar de podcast Pavel, de Poolse plukker van Maartje Duin, over het leven van de man uit deze prachtig allitererende titel die in eigen land 350 euro per maand verdiende in de fabriek, nu als komkommerplukker in Friesland werkt, en zegt: ‘Ik ben echt teleurgesteld in het Westen. Ze willen ons niet, maar ze hebben ons wel nodig.’ Pavel, douze points.