Ik ben één keer in mijn leven op mijn bek geslagen. Het is bijna dertig jaar geleden, een vriend vierde zijn afstuderen in onze stamkroeg op 200 meter lopen van het huis waar we woonden. Ik moest de volgende dag werken en slingerde wat vroeger dan de rest richting huis. Ik werd wakker omdat de zus van die vriend aan me schudde. Ik lag op de grond en had geen idee wat er gebeurd was. Het dichtgeslagen oog, waarmee ik de volgende dag de redactie op zou moeten lopen, kon ik zelf niet verklaren. ‘Je zult wel iets verkeerds gezegd hebben’, zeiden mijn vrienden, een educated guess, ik trok nogal eens op precies de verkeerde momenten tegen precies de verkeerde mensen mijn ‘bek’ open, en liep volgens hen dus wel vaker het risico dat iemand hem voor mij dicht zou meppen.
Tegenwoordig zou de vuist die mij trof waarschijnlijk meteen online staan en zou ik zelf kunnen zien wat er was gebeurd. Handig joh. ‘Als er beef is, wordt er gefilmd,’ lees ik naar aanleiding van een gefilmde vechtpartij, correctie: het gefilmde met-vijf-man-een-jongen-in-elkaar-slaan. Alles is media, vooral ook echt geweld. Dat raakt ons nog.
Over onze onderbuiksprekende premier die raddraaiers die tijdens Oud en Nieuw hulpverleners hadden belaagd het liefst zelf even mores wilde leren, is misschien al genoeg gezegd en geschreven. Ik herken het verlangen wel van dertig jaar geleden. Mij is ook geleerd dat ik alles met woorden moet oplossen, hoewel ze me vaker in de problemen hebben gebracht, en ik had liever het idee gehad dat ik me kranig had geweerd. Aan de andere kant, misschien deed ik wat zei wel meer pijn. Heb ik toch gewonnen.