Het is overal campagnetijd. Ik was nog aan het bijkomen van de Open-campagne van de NPO, maar daar is alweer het Voedingscentrum, dat zich gaat richten op de masculiene carnivoor, die met minder vlees toe zou moeten kunnen. Ik lees dat ‘vleesverlangen’ diep zit en dat het avondmaal van alles prijsgeeft over onze status, opleiding en zelfs politieke voorkeur. Tegelijkertijd las ik dat er veel ophef was ontstaan over het kerstnummer van de Allerhande, waar veel te weinig stukken wildbraad en veel te veel zaden, pitten en groene dingen in stonden volgens de mensen die een jaar lang op deze editie hadden zitten wachten.
De doelgroep van de campagne valt uiteen in drie subgroepen: de granieten kern die zich op sociale media ook meteen negatief roerde, de flexitariërs en de groep met goede intenties die niet tot handelen overgaat. Een campagne over vleesconsumptie, zeker een die zich richt op de masculiene carnivoor – je ziet onmiddellijk een tot de tanden gewapende holbewoner voor je – zou zelfs weer kunnen leiden tot gedoe over (nationale) identiteit, al was het alleen maar omdat alles daarvoor aangegrepen wordt. Blijf met je fikken van mijn kinderfeest/karbonade/land af.
Kamerleden zijn zoals bekend niet vrij van deze sentimenten en zo kregen we de ideeën cadeau dat carnavalsoptochten ook gesubsidieerd konden
worden als onderdeel van volkscultuur, en dat optochten tegen Zwarte Piet voortaan op een verlaten industrieterrein moesten plaatsvinden, ergens in april, dan heb je er namelijk geen last van.
Gisteravond ging de bel. Er stond een jonge vrouw op de stoep met een VVD-pasje om haar hals. Ze was op zoek naar VVD-stemmers. Ik heb haar voorgesteld een grote bbq te organiseren, liefst gesubsidieerd, en dit het festival Voor Vlees en Democratie te noemen.