Museum Boymans van Beuningen deed acht jaar lang onderzoek naar de herkomst van kunst die in de periode 1933-1945 was verworven. Het eindoordeel luidde dat bij dertig werken was vastgesteld dat er iets mee aan de hand was. Directeur Sjarel Ex noemde het ‘een element van onvrijwilligheid’. Zo word je nog wel eens minister van OCW, denk ik dan.
Banksy liet zien dat hij zelf volledige controle over zijn werk hield, door de in de lijst van een werk ingebouwde papierversnipperaar. Net nadat het door Sotheby’s geveild was, ging het apparaat aan en trok het werk in repen.
Ik kocht een kunstwerk. Het hing op een Fine Art and Design Fair in een kasteel, waar een mevrouw met een hazewindhond door de gangen liep. Gelukkig had ik net die ochtend mijn nieuwe geruite broek aangetrokken. Ik had een ets van Rembrandt kunnen kopen of een groot schilderij van Mesdag, maar het liep al tegen het eind van de maand, en ik bleef staan voor een werk van Sander Martijn Jonker dat ik heel mooi vond en dat ik kon betalen.
Een week later stonden we bij de maker van het werk in huis, waar nog veel meer mooie dingen hingen. Zijn werk verkopen was niet zijn sterkste kant, vertelde hij, het liefst was hij alleen maar bezig met het maken. Bij het werk waar we ons oog op hadden laten vallen speelde nog iets anders mee, hij was er zeer aan gehecht. Het hing aan zijn muur, in zijn huis. Hij verkocht het toch, en we voelden ons licht bezwaard. Ik zou bijna zeggen dat het voelde als een element van onvrijwilligheid, maar ik houd niet van eufemismen.