Als erfelijk belaste maakte ik me vanaf mijn achttiende al dagelijks zorgen over de hoeveelheid haar op mijn hoofd. Maar ik haalde de dertig, de veertig en de vijfenveertig met alleszins acceptabele hoeveelheden en begon me al af te vragen of mijn vader mijn vader, mijn opa mijn opa, mijn familie mijn familie wel was, die onafzienbare rij kale mannen. ‘Het slaat soms wel eens een generatie over’ riep dan een geneticus van de koude grond op familiebijeenkomsten. Inmiddels ben ik vijftig en hoef ik me over de afstamming geen zorgen te maken, want de kapper, niet te missen opmerkingen van de jeugd en een selfie van bovenaf wijzen uit dat de immer aanwezige inhammen gezelschap hebben gekregen van een brede middenscheiding.
Gelukkig stond er deze week een artikel in de sectie wetenschap van de Volkskrant onder de kop ‘Vollere haardos dankzij geur sandelhout’. De belangrijkste ontdekking in het onderzoek was opvallend genoeg niet de heilzame werking van sandelhoutgeur op de haarzakjes, maar vooral dat de hoofdhuid blijkbaar over geursensoren beschikt. Wij kunnen ruiken met ons hoofd. Maar waarom, daar heeft nog niemand het antwoord op gevonden. Ik googelde zelf nog wat aanvullend onderzoek en ontdekte het volgende over olie van sandelhout: ‘(…) zorgt ervoor dat je je beperkte ego kan overstijgen en de wereld in zijn grotere verband kan aanschouwen. Het zorgt ervoor dat je je hogere zelf kan integreren.’
Het is alles bij elkaar maar moeilijk te bevatten. Mijn hoofd is eigenlijk een soort grote neus, die als ik hem insmeer met sandelhoutolie een grote harige neus wordt. Tegelijkertijd kan ik dankzij diezelfde olie mijn beperkte ego overstijgen en heb ik dat haar helemaal niet meer nodig. Ik snuffel nog even verder.