Het leek wel een zin uit een derderangsrampenfilm met nazizombies, waarin de getormenteerde en al minstens honderd minuten lang op de vlucht zijnde hoofdpersoon eindelijk even een moment voor het privaat had gevonden – opvallend hoe weinig sanitaire stops er in rampenfilms worden gemaakt – en nu zijn hoofd door een kier naar buiten stak en riep: ‘Het papier is op!’ Maar dat was het allemaal niet, dit was hoofdredacteur Philippe Remarque van de Volkskrant. Het Papier was niet op, maar wel het papier waarop zaterdagmagazine Sir Edmund wordt gedrukt. Ik kon me zijn emotie wel voorstellen. Papier is een product waarbij gevoelens een rol spelen, en nu moet u niet denken dat ik plotseling een papierverkoper ben geworden; gewicht, geluid, geur, kleur, textuur spelen een rol in de wereld die zelfs een leeg vel A4 kan oproepen. Soms is dat een oude wereld. Memo’s komen uit diezelfde wereld. Wanneer ik vroeger in de vakantie langsging op het werk van mijn moeder, die dan geen vakantie had, zei ze vaak: ‘Nog even dit memo afmaken en dan gaan we lunchen.’ Er liggen oude memo’s van vorige hoofdredacteuren in mijn bureaula, keurig getypt, het zijn net e-mails op papier. Bovenaan staat ‘Van:’, een regel lager ‘Aan:’, dan ‘Onderwerp:’, u kunt de rest zelf invullen. Het voordeel van papieren memo’s is dat ze persoonlijker lijken dan e-mail, maar, zo bleek, ook makkelijker kunnen kwijtraken. Ik voorspel het papieren memo nog een grote toekomst.
En de Volkskrant? Die zal het even moeten doen met ‘dat omroepgidspapier’ (dixit Remarque). No hard feelings Philippe, wij drukken deze gids namelijk op ‘verbeterd courant’.