Een van mijn favoriete jeugdboeken – op 1 staan nog steeds ex aequo De scheepsjongens van Bontekoe en Schimmels voor de koets – was Koning van Katoren. Dat had misschien meer te maken met de enorm aantrekkelijke beschrijving die Jan Terlouw van love interest Kim had gegeven dan met het hele verhaal, maar toen ik ontdekte dat Terlouw in Koning allerlei milieu- en maatschappijkritiek had verweven, vond ik er plotseling niets meer aan. Romantiek en heldendom wilde ik. Bovendien, als je Koninklijke Hoogheid wil worden, hoef je daar echt niet acht onmogelijke opdrachten voor uit te voeren. Een beetje stevig doorprocederen brengt je een heel eind tegenwoordig. Van Hugo naar prins Hugo, het kan, het kan…
Het is natuurlijk jammer dat ik niet ontvankelijk was voor de boodschap van Terlouw over de omgang van de mens met zijn omgeving. Daarom is het waarschijnlijk nooit iets geworden tussen mij en ‘de natuur’ en kijk ik nu wat meewarig naar de samaritanen die bij de Oostvaardersplassen met balen hooi in de weer zijn om de grote grazers voor de hongerdood te behoeden.
Op mijn eigen kleine aarde woedt sinds drie jaar een stille strijd tussen mij en de natuur die zich openbaarde in de vorm van een mol. Nou ja niet, want een mol laat zich niet zien. Nu had ik voor geweld kunnen kiezen, het hele gazon omploegend met vallen en strikken, en desnoods met een buks in de aanslag voor het genadeschot, maar in de geest van de Oostvaardersplassen laat ik de natuur haar gang gaan. Als ik die mol toch een keer zie, gooi ik wel een baal hooi op z’n kop.
Hugo Blom