De fotografe gaf me instructies door de telefoon: ‘Trek iets aan wat een beetje makkelijk zit en draag vooral geen kleding met een print.’ ‘Heb ik niet,’ zei ik. ‘Wat heb je niet, kleding?’ De laatste keer dat ik een kledingstuk met een tekst erop heb gedragen is 44 jaar geleden. Als het toen aan mij had gelegen, had ik dat kledingstuk nooit meer uitgetrokken. Weken achter elkaar moet ik het aan hebben gehad en zo werd mijn blauwe kleuteroverall met daarop de tekst ‘Airforce’ een pars pro toto voor mijn hele kleutertijd. Niet dat ik enig idee had wat die tekst betekende. In mijn hoofd werd het ‘erfors’ en ook dat had geen betekenis. Ik heb er geen aansporing in gezien mij later bij de luchtmacht te melden.
Op de kleuterklassenfoto uit 1972 heb ik natuurlijk mijn Airforce-overall aan. Er staat nog een jongetje op dat ook een blauwe overall aan heeft, maar dat is een echte, zijn vader had een werkplaats. Verder dragen de kleuters allemaal dezelfde wonderlijke kleren, waardoor we eruitzien als de opleidingsklas van een circus. Alles is rood, oranje, bruin, groen en geel; tuinbroekjes, overgooiers en coltruitjes overheersen.
Ook de kapsels ontlopen elkaar niet en verraden veel huisvlijt door ondeskundige handen, of we hadden destijds in Soest een heel beroerde kinderkapper. Jongens en meisjes zijn niet goed van elkaar te onderscheiden, al moest het woord genderneutraal nog worden uitgevonden. We gingen trouwens ook allemaal naar dezelfde wc, en ik zou niet weten waarom we daarmee gestopt zijn. Van mij hoeft het niet. Wel jammer dat niemand piloot is geworden.