Het geheugen liegt je voor wat je zelf graag wilt geloven, maar ik weet toch heel zeker dat Martin Koolhoven in augustus 1996 ook al dat silhouet had. Zwart pak, wit overhemd, aanwezige bril, baard. Ik kan in mijn hoofd maar een piepklein stukje film afspelen van de anderhalf uur die we samen doorbrachten in de woonkamer van zijn ouderlijk huis in Asten. De filmmaker contrasteerde een beetje met het decor, dat (denk ik nu) oudroze was met nogal veel porseleinen accenten. Waren het beeldjes van dieren? Zijn eindexamenfilm De orde der dingen duurde 23 minuten en bevatte een scala aan verwijzingen naar religie en macht. De film was aangekocht door de VPRO voordat er een millimeter gedraaid was. Dat was een gok, wist hij, en hij droeg meteen een voorbeeld aan van een prachtige scène uit een film van Emir Kusturica waarvan hij zeker wist dat niemand die schoonheid er op papier uitgehaald zou hebben. Hij zei: ‘Het mooiste blijft natuurlijk een speelfilm in de bioscoop, maar ik vind niet dat je dat met alle geweld moet najagen, televisie is ook een goed medium.’
Tijdens die anderhalf uur interview gaf hij een college waarin negentig jaar filmhistorie langsdenderde. Hij had alles gezien, hij wist hoe het moest, hij had het talent. Hij zei dat je een bioscoopfilm niet met alle geweld moet najagen.
September 2016. Martin Koolhovens western met internationale topcast Brimstone draait in competitie op het festival in Venetië. Dat is geen bioscoop, dat is de zevende filmhemel. Het geheugen heeft me zeker voorgelogen.