Goed oppassen nu dat ik zonder vooroordelen, zonder vooringenomenheid, zonder Randstedelijke arrogantie, maar ook zonder het onnozele commentaar van de niet-gamende bijna-vijftiger, kortom zonder ieder perspectief-dat-aan-mij-kleeft-omdat-ik-ben-wie-ik-ben de eindstreep haal.
Ik zag Brommers kiek’n. Paasvuren, bier, tractoren, bier, festivalletje, bier, keet, koffie uit plastic bekers thuis aan de keukentafel, veel pret, huisje, boerderijtje, beestje, klaar. Ik zag ‘All in the Game: Horizon Zero Dawn’ (VPRO Tegenlicht) en hoe graag ik het staccato ook zou willen kopiëren, ik krijg die vijftig minuten televisie niet in hetzelfde frame, tenzij ik ervan maak: gamen, gamen, gamen, nooit klaar. En dat doet de wereld van gamers en gamemakers geen recht. Net zomin als het rijtje bij de brommers recht doet aan die wereld. De overeenkomsten zijn sterker dan de verschillen. De gamers die ik zag, verkiezen de digitale wereld boven de echte wereld en de plattelandsjongeren hebben aan de omgeving van Espelo meer dan genoeg.
De innerlijke tegenstelling bij de gamers is dat ze hun spel spelen in zogenoemde ‘open werelden’, digitale omgevingen die ogenschijnlijk onbegrensd zijn. De wereld is niet plat en je kunt er niet vanaf vallen. De plattelandsjongeren werden door de opleiding die ze volgen gestimuleerd (lees: gedwongen) een flinke periode stage te lopen in het buitenland. Even weg van moeders pappot, de wereld is niet plat en je kunt er niet vanaf vallen.
De verwachting is dat deze werelden, digitaal en fysiek, open en gesloten, nog veel meer gaan samenvallen, zozeer dat je op een dag niet meer weet waar je nu precies niet uit weg wil. Espelo Zero Dawn.