Stuk: een noodlotsvertelling in vier delen
De vier delen van Stuk zijn te zien via NPO Start.
Met de VPRO-serie Stuk won regisseur Jurjen Blick (1972, De hokjesman, GĂȘnante verhalen) de Zilveren Nipkowschijf. Hoe schetste hij het leven van revalidanten en personeel in Heliomare?
Wilde u na De hokjesman weer een gemeenschap portretteren?
Jurjen Blick: ‘Nee, juist niet! Ik wilde, al klinkt dat zo deftig, psychologische portretten maken. Meer op individuen gericht dan op een groep. In de ziel kruipen. Levens bestuderen, analyseren en prijsgeven maar niet op een afstandelijke manier. Dat idee was al ontstaan in het laatste seizoen van De hokjesman, waarbij ik had voorgesteld om een aflevering te maken met het gezin als gemeenschap. Dat lukte niet, want hoe kies je een gezin? Daarna was het plan om een familiekroniek te maken. Was ook een probleem. Je weet nooit of er in een jaar genoeg gebeurt dat interessant is. Eigenlijk zochten we een onderwerp waarin een ontwikkeling gaande is die je kunt volgen.
Sparrend met Maarten Slagboom, de latere eindredacteur, kwamen we toen al snel op het revalidatiecentrum. Dat biedt een vijver aan individuen die slechts zijdelings met elkaar te maken hebben en ze zitten allemaal op een dramatisch wendingspunt in het leven. Voor een verhaal op televisie is dat, vanuit ons vak gezien, heel mooi. Een begin, midden en een einde. Hun voorgeschiedenis is interessant en na een aantal maanden moet er wat veranderd zijn, omdat men naar huis gaat. Bovendien was het dramatisch interessant. Iedereen kan zich voorstellen wat hen is overkomen. Hoe ga je dan verder? Dat geldt voor de hele cirkel om hen heen. Wat ook speelde, ik wilde graag een roman maken op televisie.’
Een verhaal verzinnen?
‘Het liefst wel, ik hou van fictie. Dan heb je nóg meer controle en dat wordt de volgende stap. Stuk bevat het beste van beide werelden. Met alles wat ik mooi vind uit films en dramaseries, maar de mensen zijn echt. Ik hoefde ook niets te verzinnen, alleen maar nieuwsgierig zijn. Wie ben jij, waar kom je vandaan en waar hoop je heen te gaan? Er zijn toch wel gekke dingen en bizarre details. Die kun je zelf niet verzinnen, of misschien ook wel, maar het is heerlijk om het cadeau te krijgen. In een speelfilm zou je niet geloven dat een paraglider neerstort in Oostenrijk en dat het revalidatiecentrum naast de plek ligt waar de paragliders oefenen. Zwarte humor van het universum.’
Hoe werd de ‘cast’ samengesteld?
‘Je zoekt variatie. Je begint linksonder op een kaal doek te schilderen zonder te weten wat rechts in beeld verschijnt. Je hebt niet iedereen in één keer. We begonnen met verpleegkundige Monique, revalidant Paul White en arts Willemijn. Daan van zestien bijvoorbeeld kwam er pas maanden later bij en dat geldt ook voor de andere personages. Mensen komen en gaan. Het mooie en trieste, bitterzoet, was dat Paul White er de langste periode was. Hij was de eerste patiënt die we gingen filmen en vertrok als een van de laatsten. Daardoor is hij een soort rode draad geworden.
Stuk ziet er prachtig uit en klinkt ook zo. Geluid, muziek, voice-over en beeld lijken even belangrijk. Laten we die instrumenten eens doornemen, te beginnen met de door Bernhard Joosten gecomponeerde muziek.
‘Hem stuurde ik gemonteerde scènes mét muziek, omdat ik het moeilijk vind om te monteren zonder muziek. Ook had ik hem van tevoren al een stuk of veertig nummers gestuurd die ik mooi vind. Zo wist hij mijn smaak en kon hij gerichter zoeken. Hij maakte dan iets anders wat even effectief was. De tune in de leader bijvoorbeeld komt op verschillende manieren terug. Een melodie, niet heel triest, wel in mineur en die is overal doorheen gevlochten.’
Geluid is geluid.
‘Nou nee. Er zit een flashback in van Daan waarin met een stemvork op zijn been wordt getikt om te meten wat hij nog kon voelen. Met dat geluid hebben we echt gespeeld. Hoor je een toon die eindeloos door blijft gaan. Die galmt later door de gangen. Gedramatiseerd geluid, doorgetrokken van het verleden naar het heden.’
Stuk oogt meer als een speelfilm dan een documentaire.
‘We hebben ons bij het opbouwen van scènes zo veel mogelijk gehouden aan de wetten van drama en speelfilm. Een gesprek is altijd: shot, tegenshot, en zonder jump cuts. Liever de deftigheid en souplesse van een verzorgde speelfilm. En extra licht gebruiken waar het kan. Bij gesprekken zoals tussen Daan en Willemijn werd constant van lens veranderd, zodat ik bij de montage mooie paletten had van verschillende shots. Die afwisseling zorgt voor een gevarieerd beeld van een locatie die an sich vrij lelijk is. De langzame inrijder is een wapen dat altijd effect heeft. Als je die op een gezicht of achterhoofd richt, is er meteen spanning en kom je nog meer in het moment. Spielberg is er een meester in. Soms namen we voor shots van een halve minuut twee uur de tijd. Dat kon alleen omdat we bijna alles op dezelfde plek filmden. Dat scheelde veel kostbare reistijd.’
Net als bij De hokjesman is in Stuk de voice-over nadrukkelijk aanwezig.
‘Het is zo’n fantastisch instrument, maar de meeste makers zien het slechts als lapmiddel om de boel bij elkaar te houden. Terwijl het een van je penselen is, waar je mooie lijnen mee kunt trekken, zoals met de muziek en de cameravoering. Er was op de redactie wel discussie of de voice-over wel mijn stem zou moeten worden en daarom hebben we ook andere stemmen geprobeerd. Ik vond het heel moeilijk om die te regisseren en uiteindelijk was het makkelijker om het zelf te doen.’
Voice-overs schijven en inspreken zijn de laatste penseelstreken op het doek.
‘Nee. Monteren en schrijven gaat om en om. Ik schrijf een zinnetje, spreek dit in en kijk of het past. Als ik de tekst onder dat ene shot van vier seconden wil hebben en de zin is te lang dan moet ik het aanpassen. Of ik verplaats de tekst zodat een passage uit de muziek beter uitkomt. Of omgekeerd. Constant dingen op elkaar afstemmen. Het is moeilijk uit te leggen omdat het een gekke wisselwerking is tussen schrijven, monteren en je beeldverhaal vinden. Het gebeurt allemaal tegelijkertijd.’
Lastige combinatie.
‘Ik schrijf altijd al en wilde scenarioschrijver worden. Dus dat zit er al een beetje in en omdat ik al heel lang monteer gaat die wisselwerking automatisch.’
Binnenkort geeft u een masterclass aan collega’s over voice-overs die u hebben geïnspireerd. Welke zijn dat?
‘In het plan voor Stuk heb ik de voice-over uit Little Children als voorbeeld aangehaald en zelfs een linkje meegestuurd. Europa van Lars von Trier begint met de stem van Max von Sydow, die jou probeert te hypnotiseren om in de juiste stemming voor de film te komen. Een fragment met een zwart-witshot van een treinspoor dat minutenlang duurt. Daarin telt Von Sydow met zijn mooie stem tot tien. “You will now listen to my voice. (...) I shall now count from one to ten.” Fantastisch. In Stranger than Fiction hoort de hoofdpersoon als enige de voice-over van de verteller. Ook heel mooi, de voice-over in de ik-vorm in Goodfellas van Scorsese. Het is de oude liefde van voorgelezen worden. Iemand neemt je bij de hand en laat je nieuwe werelden vol interessante mensen zien. Die titels hebben mij geïnspireerd, net zoals mijn voorlezende moeder een inspiratiebron was.’
Wat las ze voor?
‘Pinkeltje, en dat lees ik nu voor aan mijn zoon. Die vindt het leuk, al is het verschrikkelijk slecht. In mijn herinnering opende het werelden en was het ontzettend spannend, maar misschien kon mijn moeder heel goed voorlezen.’