‘John is een prachtige Zomergast. Hij was in de jaren tachtig een van mijn medewerkers op de afdeling voorlichting bij de Amsterdamse politie. Die bestond uit externe en interne communicatie en John zat bij intern, waar hij samen met andere agenten het Korpsbericht volschreef. Dat verscheen vijf keer per week en het was snel duidelijk dat hij een groot schrijftalent was. Ik nam John ook altijd overal mee naartoe, zodat hij kon meekijken en -luisteren. Door het leeftijdsverschil werden we door andere collega’s soms vader en zoon genoemd.
Hij vertrok bij mijn afdeling omdat hij undercover ging werken als pseudokoper. Kocht hij drugs en bij de overhandiging werd iedereen gearresteerd. Spannend werk en zeker niet zonder gevaar. Daarna ging hij bij een verzekeringsbedrijf werken. Onbegrijpelijk voor mij, en achteraf ook voor hem. Ik heb geprobeerd om hem weer terug te krijgen op mijn afdeling. Dan zouden we hem beter moeten betalen en ik ben daar nog voor naar commissaris Nordholt gegaan. Die voelde daar niets voor, waarop hij naar De Telegraaf is vertrokken. Eerst kleine zaken, later de grote criminaliteit. Hij heeft natuurlijk nog veel contacten bij de politie. Die mogen niet over hun werk praten, maar John heeft aan één woord genoeg.
Weet je wat het mooie van John is? John is altijd John gebleven. Sympathiek en vriendelijk. Zijn televisiebekendheid heeft hem niet veranderd. Onlangs zijn we nog met onze vrouwen uit eten geweest. Twee tafeltjes heb ik toen gereserveerd. Een voor ons en een voor zijn beveiligers. Verschrikkelijk dat hij en Paul Vugts van Het Parool al zo lang bedreigd worden. Ik weet een beetje wat dat met je doet, want in mijn tijd werd ik ook bedreigd.’