Een Dafje gold als een auto voor mensen die moeite hadden met rijden. Eind jaren zestig probeerde de autofabrikant het imago op te poetsen door aan rally's deel te nemen.

Oma reed Daf en de wereld was nog overzichtelijk, want iedereen boven de zeventig reed Daf. Het had te maken met ‘het pientere pookje’ (een vondst van dichter Jan Elburg), de fameuze automatische versnellingsbak die het rijden aanzienlijk vereenvoudigde, al bleef het opletten met die zogeheten Variomatic, want die had als eigenaardigheid dat de Dafjes even hard achteruit- als vooruitreden, en daar kon natuurlijk iets misgaan. 

Oma was zo kromgegroeid dat ze slechts gezeten op een kussen boven het stuur uit kwam. Een neef zwoer zelfs gezien te hebben dat oma door het stuur heenkeek. Recht vooruitkijken was lastig, opzijkijken een bovenmenselijke inspanning. Zoals de Rode Zee uiteen week voor Mozes, zo stopte alle verkeer wanneer oma een kruispunt naderde; misschien ook wel doordat er niemand achter het stuur leek te zitten, of door die Daf zelf natuurlijk, die roomkleurige 33. 

Daf had een imagoprobleem: een Daf was voor mensen die moeite hadden met autorijden, een auto voor invaliden, bejaarden en vrouwen, een ‘truttenschudder met jarretelaandrijving’ (vanwege de rubberen aandrijfbanden). Kinderen smeekten hun moeder hen niet voor school af te zetten in de Daf. Het was de enige auto die steevast met een verkleinwoordje werd aangeduid. 

Maar liefst 816.853 Dafjes werden er geproduceerd tussen 1958 en 1975, het moment dat Daf zijn personenautodivisie overdeed aan Volvo. Maar hoeveel zouden er nog rondrijden? 

Duivelsfiguur

Er zijn er in ieder geval nog wel wat te koop op tweedehandssites. Voor duizend euro ben je Daf-eigenaar. De meeste zijn vermoeid ogende exemplaren die zo te zien niet aan een tweede (of derde, vierde et cetera) leven moeten denken, een enkele is in concoursstaat. De gemene deler: ze hebben onbegrijpelijk weinig gereden. Een Daf 44 uit 1971 met 31.000 kilometer op de teller?! 

Een uitzondering is er ook. Bij autosloperij Akkie Stomphorst staat een 66 Coupé waarvan de teller 703.350 aangeeft. Dat is achttien keer de aarde rond, of naar de maan en terug. Hoe is dat mogelijk? Hij gaat er hoe dan ook niet meer geraken, dat staat wel vast. ‘Voor onderdelen’ staat er ten overvloede. Op de motorkap is een duivelsfiguur geschilderd, op de zijflanken zijn vuurrode adem. ‘Gun control is being able to hit your target’ heet het op de achterzijde.

'De Daf is ideaal voor het stadsverkeer. Je hebt overal lekker tijd voor, en het is echt geen trutje hoor, hij rijdt pitig.'

Fred Oosterlaan

‘Nee, geen idee wat het verhaal van die auto is,’ zegt de sloperij door de telefoon, ‘hij staat er al een paar jaar, er is geen kenteken, er is niets.’

Ik besluit er langs te gaan. Misschien dat in een dashboardkastje of onder een stoel nog een aanwijzing te vinden is – een rekening, een kattenbelletje –, iets waaruit kan worden afgeleid hoe die vreemde Daf hier ooit terechtkwam, waar hij gedurende zijn lange leven uithing. 

De vuurspuwende 66 Coupé strookt hoe dan ook niet met het beeld van het oma-Dafje. Alles aan deze auto ademt snelheid, ademt no mercy: opzouten daar op die kruising, here I come. Het truttige imago is blijkbaar niet het hele verhaal. Er is nog een heel andere Daf-geschiedenis. 

De medicijnkast van de Daf-dokter

Sportief succes

‘Het was in 1993, ergens tussen Istanbul en Ankara. Mijn broer zat achter het stuur, ik navigeerde. “Over driehonderd meter naar links,” zei ik, “een haakse bocht.” Ik keek opzij en zag hem onderuitgezakt zitten, het hoofd zijwaarts, buiten bewustzijn. We stoven rechtdoor, ramden een rotsblok, gingen een aantal keren over de kop. Vlak voor een afgrond kwamen we tot stilstand. Hij was zwaar suikerpatiënt, bleek achteraf.’ 

We staan bij een rallyauto: een woeste rij koplampen, stickers, modder en stof. ‘Deze Daf 55 heeft in 1993 de London-Sydney Marathon gereden,’ zegt Geert Vermeer van het Daf Museum in Eindhoven, dat 8 december officieel zijn deuren opent. Het is het tweelingbroertje van de auto die hij tijdens diezelfde race aan puin reed. Beide auto’s reden de race al eens eerder.

De London-Sydney Marathon van 1968 was een nooit eerder vertoonde monsterrit. 250 deelnemers uit negentien landen reden 16.000 kilometer door tien landen, langs louche grenswachten en stenengooiende kinderen, gehinderd door veekuddes en zwerfhonden, en vooral, erbarmelijke wegen. Heel Nederland was in de ban van het evenement. Elke avond werd op televisie uitgebreid verslag gedaan. Martinair vloog met een DC-3 Dakota mee. De Nederlandse prestaties – twee Daf-teams deden mee, beide reden de rally uit, de equipe Rob Slotemaker/Rob Janssen werd zeventiende – zorgden voor nationale trots: het was toch maar mooi een Nederlandse auto, de kleinste van alle deelnemers bovendien.

In advertenties heette de Daf 55 plots 'het intelligente voertuig voor pijlsnelle automobilisten' en het advies luidde: 'Ga deze snelle opschieter bekijken en beproeven'

Daf probeerde vanzelf munt te slaan uit de sportieve successen. In advertenties heette de 55 plots ‘het intelligente voertuig voor pijlsnelle automobilisten’ en het advies luidde: ‘Ga deze snelle opschieter bekijken en beproeven.’ Een sportset (andere carburateur en nokkenas, aangevuld met lichtmetalen velgen, sportstuur, dikke uitlaat) werd op de markt gebracht. 

Dat Daf begin jaren zestig interesse kreeg in motorsport had zeker te maken met het imago, zegt Vermeer. 

‘Een aantal Franse Daf-dealers ging rallyrijden om zo het merk te promoten en ze bleken succesvol. Vooral onder moeilijke omstandigheden – zanderige wegen, in de modder, op ijs – bleek de Variomatic te excelleren. Toen ze dat in Eindhoven doorkregen duurde het niet lang of Daf kreeg een sportafdeling. Het Daf Racing Team zag het licht.’ 

Daf beperkte zich niet tot rallysport, maar begaf zich meteen ook maar in de formule 3. Met succes – Gijs van Lennep won menige race –, en dat ondanks de belabberde stroomlijn van de auto: het gevolg van de enorme Variomatic-spoelen aan de achterzijde. 

Banger races

De spoelen zijn inderdaad reusachtig, blijkt als we voor de raceauto staan, en ze doen op de een of andere manier aan een bavianenkont denken. 

Een paar meter verderop staat nog een raceauto. Het lijkt wel een formule 1-bolide. ‘Dat is het ook,’ zegt Vermeer. In 1993, toen Daf al ter ziele was, werd deze Williams ontwikkeld, een wagen met een doorontwikkelde Variomatic-transmissie: een formule 1-auto met een pienter pookje! Het wonderlijkste van het verhaal: tijdens het testen in het voorseizoen bleek de ‘Daf’ zo onnoemelijk snel dat formule 1-baas Bernie Ecclestone besloot de auto niet toe te laten. Het was oneerlijke concurrentie. Het mocht niet zo zijn. 

Bij autosloperij Akkie Stomphorst staat een Daf 66 coupé met 703.350 km op de teller

Wat evenmin werkelijkheid werd: een Daf-sportauto. Plannen genoeg, prototypes werden gebouwd, maar angst voor ontwikkelingskosten verhinderde telkens dat het tot productie kwam. 

Maar dit is dus hoe dat tweede leven van Daf eruit had kunnen zien. We staan bij een feloranje Daf P40 GT, een schitterende sportcoupé ontworpen door Giovanni Michelotti, dezelfde ontwerper die de Triumph Spitfire tekende, die de lijnen bedacht van mythische auto’s als de Lancia Aurelia B50, de Maserati 5000 GT Coupé en de Ferrari 375 America Coupé en, dat ook, de Daf 44. Op de motorkap van de GT staat het Daf-embleem – een surrealistische aanblik bijna. Even verderop nog zo’n oogverblindende sportwagen: de Daf 55 Siluro (Italiaans voor ‘torpedo’), eveneens van Michelotti’s hand en al even mooi. 

Ik laat Vermeer de foto’s van de sloop-Daf zien. Hij begint over banger races, de achteruitrijraces die begin jaren tachtig in het tv-programma Te land, ter zee en in de lucht werden uitgezonden: de Daf opnieuw bespot, voor de lol aan poeder gereden. Het deed pijn, zegt Vermeer, het deed de familie Van Doorne pijn. ‘Veel Dafjes zijn zo gesneuveld, het heeft eraan bijgedragen dat in Nederland nog hooguit vierduizend Dafjes rondrijden.’ 

Foute cross

Het terrein van sloperij Akkie Stomphorst in De Bilt, later die dag. In de rijen keurig grijze of zwarte Saabs, Volvo’s en Fords bevinden zich ook twee kleurige Dafjes. 

Hester, groovy days’ staat op een oranje Daf 46. Op de deuren zijn bloemen geschilderd, op het dak een groot zonneteken. Waar ooit een motor zat, is nu een gapende muil. 

‘Mijn’ Daf staat ernaast. Hij is zo te zien met de kwast geverfd, slordig geverfd: de oorspronkelijke rode lak piept tevoorschijn onder de geblakerde zwarte verf. In de auto is het een bende: autobanden, auto-onderdelendozen, olieflessen. Het sportstuur dat de auto op internet nog had, is inmiddels verdwenen. 

Zoals de Rode Zee uiteenweek voor Mozes, zo stopte alle verkeer wanneer oma een kruispunt naderde; misschien ook wel doordat er niemand achter het stuur leek te zitten

Op zoek naar aanwijzingen maar. In het dashboardkastje ligt niks. Achterschade is er niet: geen achteruitrijraceauto dus? Ruiten ontbreken: toch een crossauto of gewoon als onderdelen verkocht? De achterbak gaat met moeite open. Een kledderzooi, veel doorweekt papier, een wegenkaart van de Benelux, een handleiding voor een stofzuiger – die zou hier niet veel meer kunnen uitrichten. Ik til de vloermat op. Er ligt een kaartje. ‘Foute Cross 2006’ staat erop. ‘Dit jaar gaan we achteruitrijden. Dus tik zo’n leuke Variomatic op de kop en doe mee.’ En dan, onder een autoband, ligt daar zowaar een kenteken. ‘15-AV-29’ las de eerste, trotse eigenaar ooit toen hij (zij?) de auto in de showroom ophaalde. Eindelijk een concrete aanwijzing.

Maanreis

Een kassencomplex in Bleiswijk, een paar dagen later, een hangar vol prachtig gerestaureerde Dafjes. Stellingrekken vol bumpers, Variomatic-poelies en rubberen banden – de befaamde jarretels. Als iemand iets van Daf weet, dan wel Fred Oosterlaan, alias de Daf-dokter. Oosterlaan was tomatenkweker. Toen schaalvergroting op een dag onvermijdelijk werd, telde hij z’n knopen, bedacht wat hij nou echt leuk vond en verruilde de tomaten voor Dafjes 33. Zo’n vijfendertig restaureerde hij er inmiddels. Meer dan vierhonderd Dafjes vonden bij hem hun definitieve einde: gekannibaliseerd tot slechts een karkas resteerde, en soms zelfs dat niet. Hij heeft klanten over de hele wereld, Nederlanders vooral, maar ook een Japanner in Nieuw-Zeeland. 

‘Daf leeft onder de jeugd,' zegt een medewerker, terwijl Oosterlaan alvast een prachtige zwarte 33 met het stuur rechts – ‘speciaal gemaakt voor een mevrouw met één oog’ – klaarzet. ‘We hebben veel jonge klanten. Laatst was hier nog een jongen die een wereldreis gaat maken. Hij is al met de Daf naar Tsjernobyl geweest. Waarom in godsnaam naar Tsjernobyl? Geen idee eigenlijk, als hij de volgende keer komt zal ik het vragen.’ 

Fred Oosterlaan, de 'Daf-dokter'

Het lijkt of elke Daf een bijzondere geschiedenis heeft. Maar wat is het verhaal van de sloop-Daf bij Akkie Stomphorst? 

‘703.000 kilometer kan helemaal niet,’ zegt Oosterlaan, ‘ik heb er een gehad met 180.000 kilometer, meer heb ik nooit gezien; als een auto vroeger een ton had gereden, haalde je gebak.’ En dan is er nog iets, zo blijkt, de kilometerteller van een Daf ging maar tot 100.000. ‘De honderdmeterklok is meegeteld, kan niet anders.’ 70.300 kilometer kortom, 170.300 heel misschien, maar een maanreis was het zeker niet.

Ironie

Oosterlaan pakt zijn telefoon. ‘Wat is het kenteken zeg je?’ Hij voert de gegevens in. ‘Kijk, daar hebben we ’m.’ ‘Eigenaren onbekend’ staat er. Wel bekend: het waren er twee. In oktober 1973 haalde de eerste eigenaar de auto op, om die ruim negenentwintig jaar later over te doen aan eigenaar twee, die de auto vervolgens een kleine vijf jaar had maar er niet in reed, of anders clandestien, want de apk blijkt sinds 1996 verlopen. Al die tijd in een schuur gestaan misschien en alleen voor een illegale cross zo nu en dan naar buiten gereden? 

Voor hoeveel Dafjes zou dat gelden? Een paar duizend rijden rond en zijn geregistreerd, maar hoeveel zullen er nog in schuren staan, onzichtbaar voor de wereld? 

‘Nooit schade gereden’ staat er nog bij de kenmerken, ‘nooit als taxi gebruikt, niet geregistreerd als gestolen’ – fijn om te weten.

Alles aan deze auto ademt snelheid, ademt no mercy: opzouten daar op die kruising, here I come.

We maken een ritje. Mensen wuiven als we langsrijden. ‘Ideaal voor het stadsverkeer,’ zegt Oosterlaan, ‘je hebt overal lekker tijd voor, en het is echt geen trutje hoor, hij rijdt pittig.’ En wist ik trouwens dat de doorontwikkelde Variomatic-aandrijving, CVT geheten, tegenwoordig in tientallen autotypes zit, ja zelfs in de duurste Audi’s. Dat is de ironie van de geschiedenis: Dafs verguisde jarretelaandrijving geldt anno 2019 als het toppunt van luxe.

De zoektocht naar het verhaal achter de vuurspuwende sloop-Daf loopt dood. De Foute Cross bestaat niet meer. Betrokkenen zeggen de auto niet te herkennen. 

Het kenteken googelen levert evenmin iets op. Als ik de zoekterm ‘15AV29’ intoets, verschijnen vooral veel foto’s van juichende wielrenners. Geen Daf te bekennen. ‘15 av 29’ blijkt Deens voor ‘15 van 29’. Het is niet anders. Waar mijn vuurspuwende Daf in zijn lange leven allemaal is geweest, of hij echt deel uitmaakte van dat vergeten sportverleden van het merk en deelnam aan races, misschien zelfs iets heeft gewonnen, anders dan de liefde van zijn ongetwijfeld ruige eigenaar, zal wel voor altijd een geheim blijven. 

Andere tijden
Woensdag, NPO 2, 21.20 - 22.00 uur