Het eeuwfeest van Bauhaus (1919-1933), ondanks de korte levensduur de belangrijkste kunstopleiding uit de vorige eeuw, mag het hele jaar duren. Sterker nog, het begon vorig jaar al en zal nog tot ver in 2020 uitlopen. Het Staatliches Bauhaus Weimar ging weliswaar in april 1919 van start, maar zoiets als een stichtingsdatum is niet van doorslaggevend belang. Het voorkomt in elk geval kluitjesvoetbal in dit herdenkingsjaar; op bauhaus100.de worden meer dan 600 evenementen in Duitsland en elders opgesomd.
Voor de geschiedenis van het honderdjarige Bauhaus kun je naar musea in Weimar, Dessau of Berlijn. In Bernau, even boven Berlijn, ligt een vrijwel onbekend Bauhaus-ensemble verscholen: de ADGB-Bundesschule. Fraai in het landschap ingebed en inmiddels werelderfgoed.
Het was de Belg Henry van de Velde, directeur van de Kunstgewerbeschule in Weimar, die in 1919 de Duitse architect Walter Gropius naar het stadje van Goethe en Schiller haalde. Daar zetelde vanaf dat jaar ook de prille Weimarrepubliek, die het ook maar veertien jaar zou volhouden. Bauhaus zou zich van een kunstenaarsschool ontwikkelen tot een wereldwijd cultuurbegrip (en uiteindelijk ontaarden in de gelijknamige bouwmarktketen).
Walter Gropius en de zijnen wilden na alle oorlogsellende de wereld verbeteren door het verenigen van kunst, ambacht en techniek, en door moderne vormgeving. De basis werd gelegd in Werkstätten, werkplaatsen met leerlingen, gezellen en meesters, naar het voorbeeld van de middeleeuwse gilden. De 'kinderjaren' duurden tot 1925, toen het rechtse stadsbestuur van Weimar, waarin de opkomende nazi's zich nadrukkelijk manifesteerden (en in 1937 Buchenwald aanlegden), genoeg had van de nieuwlichterij en de subsidie stopzette.
Door het latere succes van Bauhaus in Dessau raakte die experimentele beginperiode wat in het vergeetboek. Pas dit voorjaar werd het Bauhaus-Museum Weimar opgeleverd, een sobere, monolithische kubus van drie verdiepingen uit beton, waar de jonge jaren en de overgang van expressionisme naar constructivisme – met dank nog aan onze Theo van Doesburg, die in Weimar cursussen gaf – worden gedocumenteerd.
Tapijtfabriek
Walter Gropius, die zich onder invloed van De Stijl ook tot het Nieuwe Bouwen had bekeerd, ontwierp voor de nieuwe vestigingsplaats Dessau – Frankfurt en Berlijn waren afgevallen – het beroemd geworden kunsthogeschoolcomplex waar een bloeiperiode werd ingeluid en het lesprogramma werd uitgebreid met typografie, fotografie en reclametechniek. Gebruiksvoorwerpen, meubels, woningen – het moest strak, eenvoudig, functioneel zijn, en door seriële productie liefst ook betaalbaar gemaakt.
De tentoonstelling Versuchsstätte Bauhaus, waarmee begin september het nieuwe Bauhaus Museum Dessau de deuren opent, geeft een overzicht van de periode 1925-1932 in Dessau, tot de door nazi's gedomineerde gemeenteraad daar tot sluiting besloot. In Berlijn huisde het resterende Bauhaus nog een jaar in een tapijtfabriek, waarna de nazi's ook daar het pleit beslechtten. Sommige Bauhäusler emigreerden, andere wachtte vervolging en uiteindelijk concentratiekamp.
Het bekendste Bauhaus-museum, met verreweg de grootste collectie, staat evenwel in Berlijn: het Bauhaus Archiv / Museum für Gestaltung, even onder de Tiergarten bij het Landwehrkanal, overigens niet ver van de plek waar vanaf 1919 de lijken van Rosa Luxemburg en vele andere revolutionairen in het water werden gegooid. Maar dit in 1979 naar het ontwerp van Walter Gropius geopende museum, met de kenmerkende sheds die van bovenaf licht doorlaten, wordt uitgerekend in het jubileumjaar gerenoveerd en uitgebreid omdat het voor de 125.000 bezoekers per jaar te klein werd en zal pas omstreeks 2022 worden opgeleverd.
Tot die tijd is het behelpen met the temporary bauhaus-archiv in Charlottenburg, ondergebracht in het Haus Hardenberg, een onder monumentenzorg vallend kantoorpand dat in 1955 hoogst modern was, waar de bezoeker gratis en in twee talen langs foto's, tekeningen en andere documenten uit de beginjaren van Bauhaus wordt geleid.
Bauhaus-vrouwen
Tijdens ons bezoek (in juni) is ook een portrettengalerij van onbekend gebleven Bauhaus-vrouwen te zien; Gropius en de zijnen zagen vrouwen het liefst in de textielwerkplaats, en hun inbreng is in de geschiedschrijving steeds onderbelicht gebleven. Door alle tegenwerking was Gunta Stölzl er de enige die het tot Meister wist te schoppen. Veel onbekende namen passeren hier de revue, en de Joodse en communistische Bauhaus-vrouwen die voor 1933 niet emigreerden hebben het vaak niet overleefd.
In the temporary bauhaus-archiv doet intussen ook de bauhaus-shop goede zaken; een aantal Japanse toeristen is helemaal verrukt van dure snuisterijen als peper-en-zoutvaatjes, theepotten en de overbekende bolvormige Wagenfeldbureaulamp, die 449 euro moet opbrengen. De winkelbaas ziet er nauwlettend op toe dat geen ansichten en kantoorartikelen worden ontvreemd. Het pand zal nog tot de opening van het verbouwde Bauhaus Archiv als experimentele expositieruimte worden gebruikt.
Als het om architectuur en sociale woningbouw in de stijl van Bauhaus gaat, kun je in Berlijn onder meer naar de wijk Gropiusstadt, of naar de Hufeisensiedlung Britz, Siedlung Schillerpark en de Waldsiedlung, alle drie gebaseerd op plannen van architect Bruno Taut en werelderfgoed. Ze zijn gebouwd in opdracht van corporaties die wilden aantonen dat goede, ruime huisvesting ook betaalbaar kon zijn en dat hoge grondprijzen niet tot dichte en hoge bebouwing hoefden te leiden, zoals ook in Berlijn vaak het geval was.
Ideëel en elegant
Wij verkozen de Bundesschule des Allgemeinen Deutschen Gewerkschaftsbundes (ADGB-Bundesschule) in Bernau, even ten noorden van Berlijn, na Dessau het grootste Bauhaus-complex maar desondanks veel minder bekend. Dit opleidingsinstituut voor vakbondsleden en -functionarissen werd tussen 1928 en 1930 ontworpen door de Zwitserse architect Hannes Meyer, die Walter Gropius was opgevolgd als directeur van Bauhaus, en zijn partner Hans Wittwer, ook een Zwitser.
Vanaf het S-Bahnstation Bernau, zo’n veertig kilometer boven Berlijn, zou dit schoolvoorbeeld van Bauhaus-functionalisme toch eenvoudig per fiets traceerbaar moeten zijn, maar het lijkt wel of het stadje het in glooiend dennenbos gelegen complex, dat na renovatie in 2017 van Unesco de status werelderfgoed kreeg, het liefst voor zichzelf houdt. Gedesoriënteerd raken we in uitgestrekt natuurgebied verzeild, waar zich onder meer trompetterende kraanvogels ophouden, en vervolgens in Wandlitz, waar destijds, uit angst voor het volk in Berlijn, hoge DDR-functionarissen als Ulbricht, Honecker en Mielke zich op een ommuurd terrein in eenvoudige behuizing hadden teruggetrokken. Ze woonden er op een kluitje, om ook elkaar in de gaten te kunnen houden.
Als het beoogde ADGB-complex via een forse omweg ten slotte toch wordt bereikt, blijkt dit op een enkele architectuurtoerist na geheel verlaten. Dat het om een internaat gaat wordt meteen duidelijk; de ruimten voor onderwijs, recreatie en de woonverblijven liggen in elkaars verlengde. ‘Bauen ist die Gestaltung von Lebensvorgängen,’ luidde het beroemde dictum van Walter Gropius, en die destijds vooruitstrevende visie is hier door Meyer en Wittwer tot zuiver functionalisme teruggebracht: leren, wonen, eten, ontspannen, sporten en samenleven onder één groot, langgerekt plat dak.
Alle kenmerken en principes van Bauhaus dringen zich meteen op: sober, strak, doelmatig, gedurfd, maar ook ideëel en elegant, steeds uitgevoerd in glas, staal en baksteen. Bauhaus-leerlingen werkten mee aan het ontwerp, en het interieur werd grotendeels in de werkplaatsen in Dessau vervaardigd. De entree, aula, eetzaal, internaatsverblijven met gemeenschappelijke voorzieningen, sporthal, bibliotheek en het seminarium vormen een logisch ensemble, verbonden door een lange transparante want glazen gang, die ook was bedoeld als ontmoetingsruimte.
Aangrenzend een aantal eenvoudige, deels door betonnen palen gedragen docentenwoningen die tegenwoordig verhuurd worden, en dan is er ook nog het openluchtzwembad Freibad Waldfrieden, waarin op deze warme middag schoolkinderen uit Bernau rondspetteren.
Licht, lucht en ruimte
Tegenwoordig is een deel van het complex opnieuw als opleidingsinternaat in gebruik bij de Berlijnse Kamer van Koophandel, en dat is de reden waarom bezoekers geen toegang krijgen tot het gebouw – al vinden er sporadisch rondleidingen plaats. Maar het terrein is vrij toegankelijk en het complex heeft veel vensters, zodat de bezoeker zich eenvoudig een voorstelling kan maken van hoe hier werd geleerd en geleefd.
Vanaf de opening in 1930 werden voor telkens veertig deelnemers drie leergangen aangeboden, die in een sfeer van licht, lucht en ruimte de cursisten gedurende een maand ook een nieuwe kijk op hun eigen woon- en werkwereld bijbrachten. Scholing en vorming naast ontspanning en onderlinge uitwisseling, ook met uitgenodigde vakbondsdelegaties uit het buitenland. Op het maandprogramma stond ook vijftien uur sport, en het bijwonen van culturele avonden was zelfs verplicht.
Zo’n 4500 vakbondsleden uit het lagere en middenkader en alle beroepsgroepen, van wie een vijfde vrouw, volgden hier tot de sluiting in 1933 cursussen, waarna de nazi’s een eind maakten aan deze volgens hen ‘bolsjewistische’ onderwijspraktijk. Het maakte voor de nazi’s niet uit dat communist Hannes Meyer na zijn gedwongen ontslag Dessau al in 1930 had verruild voor de Sovjet-Unie en als directeur was opgevolgd door Ludwig Mies van der Rohe, die de communistische invloed op Bauhaus juist sterk had teruggedrongen.
Bauhaus werd in 1932 gedwongen naar Berlijn te verhuizen. Een jaar later werd het door Mies van der Rohe, die niet wilde toegeven aan eisen van de nazi’s, zoals de verwijdering van Joodse en buitenlandse studenten, gesloten. Docenten en leerlingen zwermden uit over de hele wereld.
Fechtschule der SS
Hoe het verder ging met de ADGB-Bundesschule laat zich raden. Al op 16 juni 1933, kort na de Machtübernahme werd de school in aanwezigheid van Hitler in Reichsführerschule omgedoopt, een hogeschool van het nationaalsocialisme. Naast vaste nazidocenten gaven Joseph Goebbels, Alfred Rosenberg en Julius Streicher er lezingen.
Reinhard Heydrich maakte er in 1936 de Fechtschule der SS van, daarna werden er functionarissen van de Sicherheitsdienst opgeleid, gevolgd door onderwijs over ‘rassenpolitiek’ en ‘deportatiepolitiek’, wat in Oost-Europa zijn kwalijke gevolg zou krijgen. In 1945 gebruikte het Rode Leger de school tijdelijk als lazaret en militair onderkomen, waarna het complex aan de Freie Deutsche Gewerkschaftbund werd toegewezen, ofwel de eenheidsvakbond van de DDR.
In de voorgevel van het entreegebouw werd in de jaren vijftig een driedelig reliëf aangebracht, met de onvermijdelijke hamer en sikkel, en zo te zien een mijnwerker en een chemiearbeider. Zij werden ontzien toen het complex vanaf 2012 zo veel mogelijk in de oorspronkelijke staat werd hersteld, waarbij zelfs het asfalt voor de entree werd vervangen door lichtgrijze betonplaten.
Pottenkijkers
Tussen 1947 en 1990, toen de DDR werd opgedoekt, hebben meer dan 15.000 Oost-Duitse en 5000 buitenlandse vakbondsleden er een opleiding gevolgd. Toen de school in 1990 als opleidingsinstituut werd gesloten, kregen de 195 docenten en 345 medewerkers collectief ontslag.
Hoewel het complex al sinds 1977 onder monumentenzorg valt, leidde langdurige leegstand tot veel schade aan de gebouwen, totdat de Berliner Handelskammer er z’n intrek nam en een begin werd gemaakt met de sanering en restauratie, wat uiteindelijk in 2017 leidde tot erkenning als werelderfgoed.
Dat het zo lang heeft geduurd – Bauhaus Weimar en Dessau kregen die status al in 1996 – ligt ongetwijfeld aan de perifere ligging en de omvang en geschiedenis van het complex. Dat de ADGB-Bundesschule weinig bekendheid geniet komt ook omdat op het terrein nog een gymnasium en een wetenschapscentrum in bedrijf zijn, wat zich lastig laat combineren met toeristische pottenkijkers. Maar eind 2020 moet op de campus ook een apart bezoekerscentrum zijn verrezen.
Tijdens een rondgang over het complex valt op hoe goed de architecten erin geslaagd zijn de gebouwen harmonieus in te passen in het glooiende landschap. Het betekent wel dat de glazen gang die de as van het complex vormt vijf keer een meter in hoogte moest verspringen. Een loopgalerij met een hellingshoek is lastig te construeren, maar vast ook niet altijd even aangenaam in het gebruik.
Ondanks de recente restauratie ogen de betonnen dakranden her en der nu al aangetast, en al die schuine vlakken maken de waterafvoer er niet eenvoudiger op. Dat de bakstenen helemaal doorlopen tot op het maaiveld is tegenwoordig ook ondenkbaar, en door de vele grote ramen zal ’s zomers de temperatuur in het gebouw flink oplopen – maar dit zijn natuurlijk allemaal bedenkingen van een bouwkundige leek.
De ADGB-Bundesschule is een wonderschoon Bauhaus-ensemble in een prachtige omgeving en zal de komende jaren ongetwijfeld meer bekijks krijgen.