Het archief van de Engelse komiek Tommy Cooper is recent verworven door het Victoria & Albert Museum in Londen. Men miste alleen nog Coopers fez. Tot zich recent een Nederlandse reclamemaker meldde.

Hij is een van de grootste Engelse komieken van de twintigste eeuw. Tommy Cooper (1921-1984) had dat zeldzame vermogen mensen aan het lachen te maken met niks meer dan een struikelloopje, een plotselinge verwilderde blik, een onhandige zwaai met zijn kolenschoppen van handen. Met zijn act als stuntelende goochelaar, wiens trucs ondanks hemzelf tot een goed einde kwamen, aan elkaar gepraat met de meligste moppen en woordspelingen, creëerde hij een heel nieuw comedygenre. Het bracht Cooper rijkdom en roem, ook hier in Nederland, waar de televisieregistraties van zijn shows altijd mooie kijkcijfers scoorden.

(filmpje 1 van 3)

Ondanks die haast mythische status ontbrak zijn nalatenschap tot voor kort in de theatercollectie van het Victoria & Albert Museum in Londen. Die bevond zich bij zijn dochter Vicky op zolder. Eind vorig jaar besloot zij de 116 dozen met decorstukken, goochelrekwisieten, een immens grappenarchief en posters over te doen aan het V&A, dat immers al beschikte over de archieven van komieken als Ronnie Barker, Dame Edna en Eric Morecombe.

Op een gure, Londense winterochtend word ik ontvangen door Simon Sladen, conservator Modern and contemporary performance van het V&A. Hij beschrijft de opwinding die zich van hem en zijn collega’s meester maakte toen zij de Cooper-dozen openmaakten: ‘Ik ben al van jongs af gefascineerd door Cooper. Sommige trucs heb ik honderden keren gezien. Zoals de truc met de wijnflessen die aan de lopende band uit twee kokers tevoorschijn komen. “Glass bottle, bottle glass.” En opeens had ik die kokers in mijn hand.’

'Cooper was een enorme perfectionist, die niks aan het toeval wilde overlaten. In weerwil van zijn chaotische optreden had hij alles perfect getimed en uitgedacht.'

simon Sladen (V&A)

Coopers moppenarchief

Gag files

Sladen leidt me naar de vitrine die aan de Cooper-collectie is gewijd. Uitgestald staan onder meer een aantal mappen uit Coopers omvangrijke moppenarchief, het ‘Gag File’. Iedere map bevat tientallen moppen over een onderwerp, keurig alfabetisch gerangschikt. De mappen in de vitrine gaan van ‘art’, via onder andere ‘barbers’, ‘bullfighting’ en ‘cars’ tot ‘children’. De letter ‘p’, die Cooper er in veel gevallen boven gekrabbeld heeft, geeft aan dat het om een ‘personal story’ gaat, legt Sladen uit, in de trant van: ‘Ik ging vandaag naar de kapper…’ Soms noteert hij ‘1-L’, wat ‘one-liners’ betekent. Een derde categorie is ‘stories’.

Op een stuk karton zien we een lijst met ‘Audience lines’. Het zijn oneliners die Cooper quasi-spontaan tussen zijn trucs door over het publiek uitstrooide. Sladen: ‘Die papieren waren bedoeld als geheugensteun, maar ook om bij te houden welke zinnen het meeste effect sorteerden. Eén vinkje was niet zo geslaagd, twee vinkjes vrij succesvol, en zinnen met drie vinkjes kwamen gegarandeerd nog eens terug.’

I feel so nervous tonight, I’m afraid I’ll say something funny’ is bijvoorbeeld zo’n succesnummer. Maar geen enkel vinkje scoort: ‘Now that the show is over, I invite you all to dance. Now give me a chance to laugh.
Rechts in de vitrine ligt een papier waarop Cooper een gedetailleerde ‘plattegrond’ tekende van het tafeltje dat hij op het podium had staan, met al zijn ‘props’, zijn hulpstukken. Het leest als een absurde opsomming: ‘1 bruine jojo, 1 gele blinddoek, een bord met een ei, een urn, een Chinese rol.’ Ten overvloede heeft hij er een polaroid- foto opgeplakt die het bovenaanzicht van diezelfde tafel toont.

'Plattegrond' van Coopers tafel met rekwisieten

Perfectionist

Alle objecten in deze vitrine bevestigen het beeld dat ook uit zijn biografie oprijst, zegt Sladen. ‘Cooper was een enorme perfectionist, iemand die niks aan het toeval wilde overlaten. In weerwil van zijn chaotische optreden had hij alles perfect getimed en uitgedacht.’

Grote tevredenheid dus bij Simon en zijn collega’s? Aanvankelijk toch niet. Want toen ze alle dozen hadden uitgepakt bleek één typisch Cooper-voorwerp te ontbreken. De fez. Het iconische hoedje dat Cooper naar verluidt tijdens zijn militaire dienst in Egypte op een markt kocht. Toen hij korte tijd later zijn medesoldaten vermaakte met een kort half-geïmproviseerd optreden, zette hij uit balorigheid dat ding op zijn hoofd. Hij zou hem, althans bij optredens, nooit meer afzetten.

Maar er zat geen enkele fez in Coopers nalatenschap! Hoe was dat mogelijk? Sladen verklaart het uit het feit dat Cooperiana fanatiek verzameld worden. Ook heeft Tommy Cooper een enorm contingent impersonators. ‘Cooper is met afstand de meest geïmiteerde komiek van Engeland,’ aldus Sladen. Op verzamelbeurzen en veilingen gaan stage props geregeld van de ene Cooper-verzamelaar naar een andere imitator. Maar een fez zit daar nooit bij. ‘Dat zijn de meest gewilde Cooper-verzamelobjecten.’

Tot verrassing van Sladen en zijn collega’s kwam er enige weken terug een telefoontje uit Nederland. Hans van Rijs, reclamemaker in ruste, aan de lijn. Hij had in een Engelse krant gelezen over de fez-loze Cooper-collectie. Of hij ze nog kon blijmaken met een originele Cooper-fez?

Dat zit zo. Hans van Rijs maakte in de jaren zeventig, tachtig en negentig vele honderden reclamefilms. U kent hem bijvoorbeeld van de Petje Pietamientje-reclame (Calvé pindakaas) en van ‘Nog zo gezegd, géén bommetje!’ (Melkunie). Daarmee won hij drie Gouden Loekies.

Begin jaren tachtig werd hij benaderd door een filmmaatschappij die een reclamespot wilde draaien voor winegums. Het idee was om Tommy Cooper een fez vol winegums op zijn hoofd te zetten, waarna er aan de zijkanten gekleurde straaltjes water uit zouden spuiten. Tommy zou dan iets zeggen als: ‘Hmmm… it tastes juicy.’

(tekst gaat door onder afbeelding)

V&A-conservator Simon Slater plaatst de fez van Cooper in de vitrine

Hartstilstand

Van Rijs: ‘Dus ik naar Londen. Om half elf ’s ochtends stond ik bij de Coopers voor de deur. Een gewoon rijtjeshuis ergens in een Londense buitenwijk. Zijn vrouw doet open. Of ik iets wilde drinken. Koffie vonden ze maar raar, een bel cognac was wat ik kon krijgen. Het overleg verliep heel aangenaam. Op zakelijke toon, maar vriendelijk. Nee, geen grappen, maar Cooper was bijzonder coöperatief. Dat kan natuurlijk ook aan die cognac gelegen hebben. Hij gaf me een fez mee om te prepareren, zodat we een paar weken later de opnames konden draaien.’

Diezelfde middag vliegt Van Rijs, tamelijk laveloos, weer huiswaarts, waar hij opgetogen verslag uitbrengt. Tommy Cooper is in topvorm, alles in kannen en kruiken. De zaterdag daarop valt hij, tijdens een live televisie-uitzending van de BBC, dood neer. Acute hartstilstand.

Van Rijs: ‘Het gekste was nog wel, dat de klant boos was op mij! Alsof ik Cooper de doodsteek had bezorgd. In later jaren heb ik nog met verschillende beroemdheden gewerkt, onder wie Joanna Lumley. Die overleefde het wel.’

Tommy Coopers fez lag jarenlang in de woonkamer van Van Rijs, waar de poezen fanatiek met het pluimpje erbovenop speelden. ‘Op zeker moment wilde mijn vrouw hem weggooien, omdat hij maar stof lag te verzamelen. Gelukkig heeft ze daar toch van afgezien.’

Zodat hij nu het pronkstuk vormt in de Cooper-vitrine van het Victoria & Albert Museum, met een bordje erbij: ‘Given by Hans van Rijs’. Simon Sladen trekt er speciaal handschoentjes voor aan om de fez van nabij te laten bewonderen. Het blijkt een verrassend klein hoofddeksel, gezien de forse afmetingen van Coopers hoofd. Dat versterkte het komische effect, zegt Sladen.

Ja, Cooper was niet vies van reclame, terwijl dat in de jaren zestig en zeventig nog helemaal niet vanzelfsprekend was voor beroemde acteurs en artiesten. In de vitrine zien we daar ook een bewijs van. Tegen de achterwand hangt een reclameposter van Soda Stream, een allang weer vergeten apparaat dat frisdranken maakt. We zien Tommy achter een uitstalling veelkleurige drankjes, met daaronder zijn befaamde catch-phrase: ‘Jus’ like that.’

(filmpje 2 van 3)

Fun master

De expositie in het V&A toont vooralsnog een zeer bescheiden greep uit al het materiaal. Later dit jaar komen er meer objecten on display, zegt Simon Sladen. Maar hij gunt me een kijkje achter de schermen, en neemt me mee naar het archief van het V&A in Kensington Olympia. In een indrukwekkend gebouw uit Victoriaanse tijd bestijgen we brede marmeren trappen naar de tweede verdieping, waar de theatercollectie is opgeslagen. Tussen kostuums, decorstukken en maquettes staan, in metalen rekken, de 116 dozen van het Cooper-archief.

De conservator is bijzonder verguld met deze aanwinst. Cooper beleefde de hoogtijdagen van het variété zoals dat in het London Palladium (een soort Carré van Londen) werd geprogrammeerd. Sladen: ‘Dat is het pre-tv-tijdperk, entertainers stonden op een voetstuk, een bezoek aan het theater was een ware gebeurtenis. Het was ook de tijd dat artiesten nog vrijuit konden putten uit moppenboeken. De beste grappen werden doodleuk door verschillende comedians gebruikt zonder dat het publiek daar iets van merkte. Men zegt niet voor niets: “Television killed Variety”.’

De spullen van Cooper vertellen veel over zijn werkwijze, zegt Sladen. Hij toont me Coopers exemplaar van een Amerikaanse ‘Catalogue of Jokes’, de zogeheten Fun Master. Het boek ziet er stukgelezen uit. In de kantlijn heeft Cooper aantekeningen gemaakt. Mopjes die hij meende te kunnen gebruiken zette hij over naar zijn Gag File.

Zo staat er een dikke streep in het hoofdstuk ‘family’ naast de mop: ‘My family is in the iron-  and steel-business. My mother irons, my father steals.’ Exact dezelfde mop vinden we in het moppenarchief onder het hoofdje ‘parents’. Sladen: ‘Hij was een echte archivaris, ging heel secuur te werk. Sommige grappen die hij te Amerikaans achtte, paste hij aan voor zijn Engelse publiek.’ Behalve uit moppenboeken kwam er veel materiaal van externe auteurs. Zo vond Sladen tekstbijdragen van Eddie Bayliss en – tot zijn verrassing – ook van Cambridge-student Eric Idle, die later furore maakte met Monty Python en The Rutles.

Over het ontstaan van zijn goocheltrucs is helaas minder terug te vinden in Coopers archief. Wel zitten er stapels tekeningetjes in van cartoonist Bryan Hawkins, die visuele grappen voor Cooper bedacht.

Sladen: ‘Veel trucs begonnen bij een voorwerp. Dan vond Cooper een houten eendje op een rommelmarkt, waarmee je een kaart uit een kaartspel kon trekken, en daar bouwde hij dan een heel nummer omheen.’ (Zie op YouTube: Tommy Cooper - The Duck Trick.)

(filmpje 3 van 3)

Anti-glamour

‘Het raadsel-Cooper’ laat zich niet eenvoudig verklaren. Auteur John Fisher trekt er vele honderden pagina’s voor uit in zijn biografie Always Leave Them Laughing, maar blijft in paradoxen steken. Een stuntelaar, die zijn shows meticuleus voorbereidde. Een superieure entertainer die de lach aan een touwtje had, en tegelijk tot op het bot onzeker en altijd bang dat hij als bedrieger door de mand zou vallen. Een vriendelijke reus op het podium, die zich offstage snel geïrriteerd en autoritair kon gedragen. Een man die graag in de schijnwerpers stond, maar die privé een dubbelleven leidde. Zijn drankprobleem was een publiek geheim, en Fisher onthulde dat Cooper vele jaren een buitenechtelijke verhouding onderhield met zijn vrouwelijke assistent.
Simon Sladen ziet Cooper als typisch Brits verschijnsel. ‘Wij houden van underdogs. Niet de gladde shows van Las Vegas, maar authentieke acts in een sober decor. Cooper was in alles anti-glamour. Hij gaf showbizz een menselijke kant. Hij maakte zijn publiek gek van het lachen, maar wekte evenzogoed vertedering op.’

Tot slot toont Sladen me nog een paar rekwisieten die Cooper gebruikte voor zijn trucs. Een biljartkeu, waarop een minuscuul pinnetje geschroefd zat, zodat er een biljartbal bovenop kon balanceren. Een krukje en een uier, waar ‘spontaan’ melk uit kon spuiten. Diverse pakken speelkaarten. De fameuze ‘Head Twister’ truc.

Sladen: ‘Maar we missen het houten eendje van ‘The Duck Trick’. Misschien is er nog een Nederlandse verzamelaar die ons daaraan kan helpen?’

 

De Theatre and performance-collectie van het Victoria & Albert Museum in Londen is gratis toegankelijk, dagelijks van 10.00 tot 17.45 uur