Dit zijn de cijfers: in 1967, als in Nederland de eerste kleurenuitzending plaatsvindt, heeft driekwart van de Nederlandse huishoudens een tv: een zwart-wit-tv. Vijf jaar later is dat 81 procent (14 procent van de huishoudens beschikt dan inmiddels (ook) over een kleurentoestel). Daarna loopt het snel terug. In 1975 is het 63 procent (35 procent van Nederland heeft dan (ook) kleurentelevisie, iets wat niet in de laatste plaats aan het WK voetbal van 1974 moet worden toegeschreven – de eerste zomer dat de huiskamers oranje kleurden). In 1980 heeft 40 procent een zwart-wittelevisie, in 1986 30 procent en in 1990 is dit 23 procent. In de door het CBS verzamelde gegevens valt op dat het vooral de hoogopgeleiden zijn die aan hun zwart-wittoestel verknocht zijn. Duiding ontbreekt. Maar in de tweede helft van de jaren negentig klapt het helemaal in elkaar. In 2000 is het 2 procent en in 2007 is het aandeel plotseling weggezakt naar de regionen die onmeetbaar zijn.
Gegevens van een recentere datum zijn onvindbaar: bij het CBS is niet bekend hoeveel Nederlandse huishoudens in het bezit zijn van/kijken naar zwart-wittelevisies. Het wordt nergens geregistreerd, en ja, waarom zou iemand dat eigenlijk willen weten?
De eerste tv-uitzending in Nederland was in oktober 1951. Zestien jaar later volgde de eerste uitzending in kleur. Het zwart-wittijdperk duurde maar kort. Tenminste, in het kleurentijdperk waren er nog vele jaren zwart-wit uitzendingen. Een kleuren-tv was bovendien duur; ook in de kleurentijd was de markt voor zwart-wit-tv’s lange tijd nog omvangrijk. Maar daarvan is inmiddels geen sprake meer. Een nieuwe zwart-wittelevisie kopen lukt niet; niet in Nederland, en ook niet via het web elders in de wereld.