Maar zwaai je vanuit de woonkamer de grote verandadeuren open, dan is het gebouwtje opeens deel van het grote bos en schreeuwt: naar buiten! De natuur in! Zelfs op deze natte novemberdag. Het is precies het tegenovergestelde van het socialistische wooncomplex De Dageraad in de Amsterdamse Pijp, waar de ramen en balkons expres net te hoog zitten om lekker overheen te hangen en te kletsen met buuf. Daar roept alles: naar binnen! Aan de arbeid!
Nog maar honderd jaar geleden was vakantie alleen voor de rijken weggelegd en kamperen was een elitaire sport – totdat het vakantiekamp werd ontdekt als socialistisch bindmiddel voor jongeren. Een beknopte historie van het Nederlandse vakantiepark.
Maar dat alles bleef niet binnen de hekken. De trek uit de stad was onstuitbaar en regulering was er nauwelijks. Zelfs de mooiste stukjes natuur waren niet veilig voor kampeerders, boeren verhuurden hun kippenhokken als zomerverblijf, en vanuit de stad fietsten arbeiders graag 25 kilometer naar vakantiedorp Norg met een plank achterop, om ergens aan de bosrand verder aan hun hutjes te timmeren. Met de crisis na 1929 doken ook ‘pseudo-kampeerders’ op, werklozen die van ’t Gooi tot Hoek van Holland hun kampen opzetten om zo de huur van hun huis uit te sparen. Mieke Dings citeert in haar boek uit de Bussumsche Courant over ‘volkshuisvesting op de heide’, en ‘een tuindorp in zeer primitieve en onhygiënische vorm’ waar de huisjes op woningen leken, maar niet meer dan tentdoek waren. En Dings beschrijft dan hoe de vaders op en neer pendelden naar de stad voor hun werklozenstempeltje; een treurig beeld. Het was op datzelfde moment dat De Toekomst met Den en Duin begon en haar Groningse leden voorhield: ‘Mogelijk vindt u de tegenwoordige tijdsomstandigheden minder geschikt. Laten we u dan dit antwoorden. Boven de voorgevel van ons stadhuis staat 1799. Dat was in de Franse tijd, dus ook een benarde periode. Dat gebouw is toen toch maar verrezen. Nu nog iets uit de tegenwoordige tijd.’ Aan monumentale ambitie dus geen gebrek. En de coöperatie kreeg gelijk, want al die vooroorlogse wildgroei van tenten en huisjes is allang verdwenen, maar de Hoek staat nog steeds fier overeind.
Zolang je maar groeide en tot je recht kwam. Later werd de opzet van de hervormde parken wat onpersoonlijker en met standaardhuisjes; er moest ook geld binnenkomen en de concurrentie werd zwaarder. Want in 1968 trapte Sporthuis Centrum de deur in met het Nederlands antwoord op Butlin’s. Zonder felle Engelse kleurtjes, maar minstens zo goed uitgedacht door de streng katholieke zakenman Piet Derksen. Hij toverde een saai stuk Limburgs land vol nikserige naaldboompjes om tot de Lommerbergen, een natuurgebied met vermaak waarin de huisjes zo waren neergezet door architect Jaap Bakema dat ze elkaars zichtlijn niet raakten. Als je naar buiten keek door de hoge glazen achterpui, zag je alleen natuur, en de bungalow zelf moest ook natuurlijkheid uitstralen met muren van ruwe grijze b2-betonblokken en een schuin dak van ongeverfd, gebeitst hout. Het huisje mocht niet liegen, het moest precies zijn wat het leek. Bij architecten Van den Broek en Bakema was discussie over een enorme spiegel in het presidentieel paleis in Brasilia van architect Oscar Niemeyer. De reflectie maakte de ruimte wel twee keer zo groot, en mocht dat wel? Bij Sporthuis Centrum kwamen alleen kleine spiegeltjes in de badkamer. Alles was dan wel echt, maar evengoed een illusie. Omdat die hele natuurlijkheid was gemaakt om je te leiden naar de winkels, de restaurants en het zwembad, en om te verhullen dat jouw buren vlakbij waren. En omdat de kleurentelevisie hier groter was dan het zwart-wittoestel thuis.