In februari 1945 fusilleerden de Duitsers als represaille zeven inwoners van het Utrechtse dorpje Benschop. Andere Tijden wijdt een uitzending aan deze tragische episode van verzet, verraad en vergelding.
Robin Hood
In tegenstelling tot veel verzetslieden in Benschop, die voornamelijk gedreven werden door religieuze motieven, was de charismatische Struik een vechtersbaas en avonturier. Hij had bij Leningrad gevechtservaring opgedaan en het IJzeren Kruis gekregen. Een zwangere geliefde in Oudewater deed hem besluiten na verlof niet naar het oostfront terug te keren. September 1944 belandde hij in Benschop. In de hongerwinter overviel hij, gekleed in ss-uniform, met zijn groep voedseldepots van de Wehrmacht en boeren in de omgeving die zich schuldig maakten aan zwarte handel.
De buit kwam ten goede aan ziekenhuizen in de regio en onderduikers. Die zagen hem als een Robin Hood, maar veel boeren konden zijn bloed wel drinken. Door verraad kwamen de Duitsers achter de verblijfplaatsen van de belangrijkste verzetslieden. Struik liet zich niet arresteren en vocht zich die dertiende februari dood, evenals een boerenzoon. Er sneuvelden ook drie Duitse soldaten. Als represaille werden vier dagen later zeven in Benschop opgepakte mannen voor een hooiberg gefusilleerd, onder wie de harde kern van de verzetsgroep.
Voorbijgangers hadden moeten toekijken. Er ontstond discussie over Struiks rol en die van de verzetsgroep. Ze hadden het over zichzelf afgeroepen, vonden veel inwoners. Na de bevrijding was er maar één manier om met elkaar verder te gaan: erover zwijgen.
Wonder
De naam Struik zei haar aanvankelijk niets, tot ik zijn nom de guerre Piet Maas noemde. ‘Oh, die! Hij kwam vaak bij Teus.’ Het bleek dat Struik mijn oudooms groep ook wapenonderricht had gegeven. Oom Teus, die Struiks bravoure bewonderde, kon er met moeite van worden weerhouden een aanslag op een Duits konvooi te plegen. Enkele weken voor de moordpartij in Benschop vergaderde hij met Struik op een boerderij, toen de Duitsers plots binnenvielen.
Alleen Struik had een pistool. ‘De eerste drie zijn voor mij,’ zei hij tegen Teus. ‘Daarna zien we wel.’ Als door een wonder zagen de Duitsers het vertrek waarin zij zaten over het hoofd. Wat als Struik toen had geschoten? Was Polsbroek dan overkomen wat Benschop te wachten stond? Wat was er dan met mijn familie gebeurd?
‘Ik ga niet op televisie! Ben ik te oud voor,’ zei Hilda resoluut toen Andere Tijden mij benaderde. Ze was bang dat haar een soort heldenrol zou worden toebedeeld, en daar was het nooit om te doen geweest. Over het waarom was ze kort: ‘We konden niet tegen onrecht.’
Schaamte speelt ook een rol, denk ik. De Duitsers waren op die dertiende februari 1945 namelijk helemaal niet van plan om in Polsbroek te stoppen; ze waren op weg naar Benschop, tot ze een scheepshoorn hoorden. ‘Ik heb iets stoms gedaan,’ zei Hilda, ‘ook al was het me opgedragen.’
Toch is ze blij dat ik het heb uitgezocht en opgeschreven. Voor de familie. En voor nieuwe generaties. ‘We hebben ook voor hun vrijheid gestreden,’ zei ze.
Bram de Graaf: Het verraad van Benschop – Verzet en vergelding in een boerendorp, februari 1945 (Ambo|Anthos)