Andere tijden: Het vet van vroeger
Donderdag, 21.25-22.00 uur
vette jaren
Ook in de jaren zeventig waren we al volop bezig met slechte vetten en cholesterol, laat Andere tijden zien. Toch werden we massaal te dik. Wat heeft de voedingswetenschap eigenlijk bereikt?
Plurk
Hautvasts fanatieke aanpak leverde hem in de universiteitskrant het predicaat ‘plurk’ op. Maar hij werkte wel. Al in de jaren zeventig boekte zijn jonge vakgroep veel succes met onderzoek naar vetten en cholesterol. De medische wereld vroeg zich af waar ‘de boeren van Jo Hautvast’ zich mee bemoeiden. Maar er kwam een landelijke campagne op gang om ongezonde vetten te vervangen, bedrijfskantines kregen een diëtiste op bezoek en fabrikanten pasten hun producten aan.
Ook in de decennia daarna bleef Hautvast succesrijk. Dankzij zijn uitstekende managerskwaliteiten wist hij zijn vakgroep in 25 jaar uit te bouwen tot de grootste van de universiteit. Via contacten bij organisaties als de Hartstichting sleepte hij ‘scheepsladingen’ geld binnen voor onderzoek. Studenten en medewerkers als Jaap Seidell en Martijn Katan groeiden uit tot invloedrijke hoogleraren. De bekroning kwam midden jaren negentig, toen de Wageningen Universiteit aankondigde dat voeding voortaan een core business was.
‘Achteraf gezien is het razend knap wat Jo voor elkaar heeft gekregen,’ zegt Schuttelaar. ‘Hij had een duidelijke visie: voeding moest een belangrijkere rol gaan spelen in de samenleving. Daarvoor heeft hij zich honderd procent geëngageerd. Zowel voor als achter de schermen heeft hij een enorme invloed gehad.’
Toch koos Schuttelaar voor een andere weg. Waar zijn leermeester dikke maatjes was met Unilever, sloot hij zich aan bij de ontluikende milieubeweging. ‘Het waren de nadagen van Provo en de Kabouters. Je hoorde de eerste berichten over het gevaar van chemische stoffen in ons eten. Er was de DDT-discussie. Een boek als Rachel Carsons Silent Spring, over bestrijdingsmiddelen in het milieu, sloeg in als een bom.’
Activist
Onder invloed van dit soort ideeën werd Schuttelaar na zijn afstuderen een diehard activist. Hij was campaigner bij Milieudefensie en de Consumentenbond en zette zich in voor een betere Warenwet. Samen met milieugoeroe Lucas Reijnders haalde hij bedrijven het bloed onder de nagels vandaan: ‘Wij kregen producten sneller uit de schappen dan marketeers ze erin konden krijgen.’
Halverwege de jaren negentig kwamen Hautvast en Schuttelaar weer nader tot elkaar. Schuttelaar was 42 jaar en het actievoeren beu. ‘Ik was alleen maar aan het afstoppen, nooit aan het bouwen. Ik dacht: in plaats van bij bedrijven aan de gevel te gaan hangen, kan ik ook met directies gaan praten of ze geen gezondere producten kunnen maken. Daarom heb ik mijn communicatiebureau opgericht. Toevallig had ik in die dagen ook een afspraak met Jo. We stonden samen in de file in Amsterdam in de stromende regen. Terwijl de ruitenwissers over de ramen zwiepten, kwamen we erachter dat we eigenlijk redelijk op dezelfde lijn zaten. Toen heb ik hem gevraagd voor mijn Raad van Advies. Dat heeft hij jarenlang gedaan.’
Rommel
Anno 2014 is Schuttelaars bureau uitgegroeid tot een internationale onderneming met kantoren in Den Haag, Wageningen en Brussel. Hautvast, hoewel allang gepensioneerd, bekleedt nog altijd tal van bestuursfuncties, zoals bij het Voedingscentrum.
Gevraagd hoe het tweetal terugkijkt op veertig jaar voedingswetenschap, komen de oude verschillen al snel weer bovendrijven. Hautvast wijst vooral op de successen van zijn vakgebied in het onderzoek naar cholesterol en transvetten, waardoor het aantal gevallen van hart- en vaatziekten fors is teruggedrongen.
Ook Schuttelaar vindt dat er qua voedselveiligheid veel is verbeterd. Mensen denken vaak dat ons voedsel slechter is geworden, zegt hij, maar dat is niet zo. ‘We hebben de grootste rommel er wel uitgefilterd. Verkeerde vetten, lood, cadmium en kwik. Kleurstoffen worden nog wel gebruikt, maar het zijn tegenwoordig meestal van natuurlijke oorsprong. De etikettering is verbeterd. Als we nu terug zouden gaan naar de supermarkt van de jaren zeventig, lopen we gillend weg.’
Eveneens positief noemt Schuttelaar het feit dat voeding tegenwoordig hoog op de agenda staat. ‘Kijk maar om je heen in de kiosk of de boekwinkel. Denken over gezond eten is nu mainstream. In onze tijd gebeurde het ook wel, maar alleen bij een kleine groep. In de politiek vonden we geen enkele weerklank. De enige die naar ons luisterde was Ria Beckers van de PPR.’
Zelfdokteren
Aan de andere kant schaamt Schuttelaar zich wel eens voor zijn vak als hij een station of sportkantine binnenloopt. ‘We worden nog steeds bestookt met een overvloed aan snacks en calorieën. Daarom blijft ik kritisch op de foodsector. Die is wel degelijk een onderdeel van het probleem, en daar heeft Jo weinig aan gedaan. Jaap Seidell heeft op dat gebied veel meer bereikt. Met hem heb ik achter de schermen veel deals gemaakt met de industrie.’ Een zo’n deal was het Vinkje, het logo dat in een oogopslag duidelijk maakt of een product gezonder is.
‘Je kunt inderdaad zeggen dat de bestrijding van obesitas faalt,’ reageert Hautvast. ‘Maar ik vraag me af in hoeverre je dat de wetenschap kunt aanrekenen. Mede dankzij ons bestaat er geen ongezond voedsel meer in Nederland. Zelfs op alcohol of een Mars is in principe niets tegen. Het gaat om de mate waarin je die producten tot je neemt.’
Ook de consument zou vaker zijn gezonde verstand mogen gebruiken, erkent Schuttelaar. ‘Ondanks alle voorlichting zijn we in de loop der jaren niet meer groente en fruit gaan eten. Er wordt nog altijd te veel gezopen. En iedereen waant zich tegenwoordig een voedselprofessor. De een eet geen brood, de ander geen vlees, een derde gelooft in de voedselzandloper. Door al dat zelfdokteren raken we het spoor volledig bijster. Terwijl gezond leven niet ingewikkeld is. Beweeg voldoende, eet producten die je herkent, en met mate. Dat ben ik dan wel weer met Jo eens.’
Doorzetten
Een van de grote frustraties van Marcel Schuttelaar is dat het nog altijd niet gelukt is om de Nederlandse kantines gezond te maken. Voetbalpresentator Wilfred Genee mag dan onlangs een nieuw offensief hebben ingezet, voorlopig domineert de vette hap nog altijd op kantoor en langs het sportveld. Op scholen is het niet veel beter. Volgens de overheid moet volgend jaar 75 procent van het schoolkantine-aanbod bestaan uit producten uit de ‘schijf van vijf’. Maar begin 2014 was volgens het Voedingscentrum slechts tien procent van de Nederlandse schoolkantines gezond. En dat terwijl bijvoorbeeld het Vechtdal College in Hardenberg en het Comenius Lyceum in Amsterdam-West aantonen dat het wel degelijk mogelijk is om succesvolle alternatieven te presenteren voor chips en Marsreep. Schuttelaar kan de argumenten van tegensputterende schoolbesturen intussen wel dromen: vers en gezond voedsel is duur, lastig te bewaren en geen partij voor de snackbar om de hoek. Maar volgens hem is het gewoon een kwestie van even doorzetten. ‘Ik ben zelf betrokken geweest bij verbeteringsprogramma’s in bedrijven, en een project om water te serveren in crèches. Mijn ervaring is: het is gewoon gewenning. In mijn studententijd had ik weinig geld, dus begon ik mijn maaltijden met groente. Dan gaat je eetpatroon er vanzelf anders uitzien. Als ik in één keer al het zout uit jouw brood haal schrik je. Maar breng ik het met kleine stapjes terug, dan merk je er niets van.’ Ook het argument dat leerlingen dan wel elders hun zoetigheid zullen halen, vindt Schuttelaar kul. ‘Natuurlijk zal dat even gebeuren. Zolang energydrink het toppunt is van status, zullen ze dat kopen. Maar als op een gegeven moment een grote groep thee met takjes gaat drinken, wordt dat de status. Het loopt vanzelf de andere kant op.’