Dat helpt wel mee, maar zelfs dan zou het niet hoeven doen. Hij vindt het gewoon nog te leuk. Dat moet jij herkennen.
‘Federer moet veel pijn lijden om zo te kunnen presteren. Ik herinner me nog goed dat Søren Lerby stopte met voetballen, omdat hij het niet meer kon opbrengen om zichzelf zo’n pijn te doen. Ik merk nu, en dat heb ik nooit eerder gehad, dat er grenzen zijn. Af en toe zijn er vermoeidheidsverschijnselen, dat je geen zin hebt om te gaan. Maar aan het einde van de voorstelling is er altijd die enorme beloning met hormonen die het lichaam geruststellen. Ik heb het al zo vaak ervaren. We hadden het over die arrogantie. Ik blaas mezelf natuurlijk niet op, ik vind mezelf niet geweldig. Maar ik moet wel erkennen dat er een zekere kwaliteit in mijn voorstelling zit, en heeft gezeten al die jaren. Ik ga niet, zoals Toon Hermans altijd deed, zeggen: ik doe maar wat.’
Want dat is valse bescheidenheid.
‘Ja. Waarom zou je vals bescheiden zijn? Ik heb, mede dankzij Bram en Hella, echt heel goed kunnen presteren. Daar ben ik heel trots op.’
Het is heel on-Nederlands om dat hardop te zeggen.
‘In Frankrijk wordt Johnny Hallyday vereerd omdat hij twintig hits heeft gehad. Ik heb tachtig voorstellingen gemaakt. Kijk hoe we in Nederland onze dode schrijvers behandelen. Ik heb niet de illusie dat er na mijn dood iets overblijft. Binnen vijf jaar is het weg. Maar dat vind ik niet erg, want dan ben ik er toch niet meer.’
Dus je doet het niet voor de eeuwigheid?
‘Ach, er zullen misschien een of twee dingetjes overblijven. “Leven na de dood” hè?’
Lees je nog recensies over jezelf?
Lachend: ‘Ik verslind ze!’ Dan, serieus: ‘Je hoopt toch altijd dat er iets in staat waar je wat aan hebt, waarvan je denkt: is dat zo? In de NRC stond een recensie waardoor ik toch nadacht over het fenomeen ironie. Wat jij ook zegt over die miskenning: hij zag aan het eind duidelijk een getormenteerde artiest staan, terwijl ik veel meer een gelouterde artiest ben op dat moment. Ik heb die recensent een mailtje geschreven en naar zijn leeftijd geïnformeerd, omdat ik het idee had dat we hier te maken hadden met een jonger iemand die de ironie van een ouder iemand niet meer ziet. Maar hij was achterin de veertig, dus dat was het punt niet. Het kan ook aan de zaal liggen. Soms geeft een zaal heel goed aan waar de ironie zit of niet. Dat is typisch het scherp van de snede. Of je mij leuk vindt of niet hangt heel erg af van de manier waarop je gaat zitten kijken. Daarom roep ik ook vaak tegen mensen die mij mailen met ernstige aantijgingen: kom dan kijken. Ga er maar tussen zitten en probeer je te handhaven als enige die het niet leuk vindt.’