Freek de Jonge (70) toert met zijn voorstelling Als je me nu nog niet kent in theaters in Nederland en België. De VPRO zendt twee gelegenheidsvoorstellingen van de oude meester uit.
Freek doet de deur dicht
Zondag 28 dec, NPO 2, 21.10-22.00 uur
Freek laat de revue passeren
Zondag 4 jan, NPO 2, 21.10-22.00 uur
Freek de Jonge komt niet opdagen in het café waar we hebben afgesproken. Gelukkig woont hij er bijna tegenover, dus na een half uur wachten bellen we toch maar eens aan. Hij zit gezellig met zijn dochter te telefoneren. Gekleed in joggingbroek, op badslippers. Koffie en kranten op tafel. De vergeten verslaggeefster wordt hartelijk ontvangen.
Het is druk geweest de afgelopen dagen. De film die zijn vrouw Hella maakte over haar vader Eli Asser ging in première op het Idfa en Freek reist het land door met zijn voorstelling Als je me nu nog niet kent.
In dit nieuwe programma speelt de verwerking van rouw en verdriet een prominente rol. Andere terugkerende thema’s zijn het verschil tussen imago en identiteit en de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden, waarover Freek een paar harde noten kraakt. ‘We leven in een tijd waarin we moeten dealen met de mondigheid van de massa. Nooit eerder is de massa zo mondig geweest. Ze konden stemmen en daarmee was hun taak vervuld. Maar nu, neem nou die zwartepietendiscussie. Je krijgt meningen waarvan je denkt: wat moeten we hiermee, hoe kunnen we die weerleggen? Je discussieert met mensen die niet opgeleid zijn om te discussiëren. Dat maakt het verschrikkelijk moeilijk. Het wordt al snel agressief. Er moet een langdurige emancipatie komen waardoor iedereen uiteindelijk een bepaald ontwikkelingsniveau heeft. Dan kun je met elkaar gaan praten.’
Heb je lang geaarzeld om dat zo expliciet te benoemen?
‘Nee, helemaal niet. Ik ben zelf tot mijn verbazing op een gegeven moment bij de elite ingedeeld. Dankzij de sociale media kom je daar ook nooit meer vanaf. De discussietoon is in wezen: jij moet je kop houden, want jij hebt het goed.’
Vind je zelf dan niet dat je bij de elite hoort?
‘Ik hoor bij de elite in de zin dat ik natuurlijk welgesteld ben, en dat ik… euh, euh...’ Lange stilte. ‘Kijk, mijn mening over hoe de wereld eruit zou moeten zien, is juist gericht op het tegenovergestelde van elite. Maar ik denk dat je de onderbouwing van verandering niet kunt overlaten aan de massa. Ik ben geen anarchist. Er moet een ordening zijn, en die ordening wordt geleid door mensen die hopelijk deskundig en ruimdenkend zijn.’
Ik was verbaasd dat je op Twitter zit. Dat zou ik nooit doen als ik jou was.
‘Waarom niet?’
Het maakt je zo kwetsbaar.
‘Ja, maar tegelijkertijd is het natuurlijk krankzinnig dat je in ons land dergelijk commentaar krijgt. Het is hartverscheurend treurig dat mensen op die manier met elkaar omgaan. Wat heeft het voor zin om mij toe te voegen dat ik dood moet, of moet opsodemieteren, of mijn kop moet houden. Wat wil je dan?’
Maar waarom zou je je daaraan blootstellen?
‘Of je je daar nu aan blootstelt of niet, je weet dat het zo is. We hebben met Neerlands Hoop ook wel in de euforie geleefd dat iedereen van ons hield. Dat was natuurlijk niet zo. We werden gehaat, maar de media waren in linkse handen, dus dat werd niet expliciet. Nu wordt het expliciet. Er zijn mensen bewust uit op mijn ondergang.’
Voel je dat zo?
‘Ja, dat voel ik heel duidelijk. Ik zal niet zeggen dat het me strijdbaarder maakt, maar ik voel me zo gedragen door een andere groep en in mijn persoonlijke situatie is er zo veel balans, en ik wil ook niet afstompen. Er wordt wel veel op mijn arrogantie gehamerd, maar het is niet zo dat ik zeg: ik ben nu zo populair of beroemd, dat doet me allemaal niks.’
Want het doet je wel wat.
‘Natuurlijk doet het me iets. Ik denk dat het voor ieder mens vervelend is als hij niet wordt aangesproken op wie hij werkelijk is, maar op het beeld dat rondom hem is ontstaan. Dat is een heel mooi thema, waar ik als geen ander mee te maken heb. Misschien hebben de sociale media er wel mede voor gezorgd dat ik dichter bij mijn identiteit kom en mijn imago meer los kan laten.’
Als je het in de voorstelling hebt over je imago klink je verongelijkt. Alsof je je miskend voelt.
‘Dat is ironie. In de recensie in de NRC is dat ook misbegrepen. Maar ik speel het wel vol overgave.’
Ik twijfelde of het gemeend was of gespeeld.
‘Dat is de kunst. Als het er te dik op ligt, is het ook niks. Het is natuurlijk ook dubbelzinnig. Het is wel degelijk wat ik vind.’
Je benoemt een aantal meningen over jezelf waarin je je niet herkent.
‘Dingen als arrogantie, daar kan ik wel een hele dag over praten. Het is onmogelijk om het leven dat ik geleid heb vanuit een nederige verlegenheid te leiden. Neerlands Hoop kwam voort uit een topsportmentaliteit. Je moest de beste zijn, alles was een wedstrijd.’
Dat is het voor jou nog steeds.
‘Op een bepaalde manier is dat zo. Ik ben er niet achter gekomen dat het ook op een andere manier mogelijk is. Jozef van den Berg [ooit een zeer beroemde poppenspeler] zit al veertig jaar in een fietsenstalling in de Betuwe. Die heeft geprobeerd het op een andere manier te doen.’
Dan zit je liever lekker in Muiderberg.
Lacht. ‘Ja, dat is zo.’
De telefoon gaat. Freek kijkt wie het is. ‘O, dat is Hella’s vader. Die laten we even gaan.’ Om dan toch Hella, die in een andere kamer zit, maar even te roepen. Hij gaat nog een keer koffie zetten. We hebben het over Roger Federer die net als Freek tot gek wordens toe de vraag krijgt wanneer hij stopt. Die ook telkens weer moet uitleggen wat hem drijft om door te gaan terwijl hij alles al heeft bereikt. Freek: ‘Ik hoorde dat Federer aan het begin van het seizoen twintig miljoen krijgt als hij doorgaat.’
Dat helpt wel mee, maar zelfs dan zou het niet hoeven doen. Hij vindt het gewoon nog te leuk. Dat moet jij herkennen.
‘Federer moet veel pijn lijden om zo te kunnen presteren. Ik herinner me nog goed dat Søren Lerby stopte met voetballen, omdat hij het niet meer kon opbrengen om zichzelf zo’n pijn te doen. Ik merk nu, en dat heb ik nooit eerder gehad, dat er grenzen zijn. Af en toe zijn er vermoeidheidsverschijnselen, dat je geen zin hebt om te gaan. Maar aan het einde van de voorstelling is er altijd die enorme beloning met hormonen die het lichaam geruststellen. Ik heb het al zo vaak ervaren. We hadden het over die arrogantie. Ik blaas mezelf natuurlijk niet op, ik vind mezelf niet geweldig. Maar ik moet wel erkennen dat er een zekere kwaliteit in mijn voorstelling zit, en heeft gezeten al die jaren. Ik ga niet, zoals Toon Hermans altijd deed, zeggen: ik doe maar wat.’
Want dat is valse bescheidenheid.
‘Ja. Waarom zou je vals bescheiden zijn? Ik heb, mede dankzij Bram en Hella, echt heel goed kunnen presteren. Daar ben ik heel trots op.’
Het is heel on-Nederlands om dat hardop te zeggen.
‘In Frankrijk wordt Johnny Hallyday vereerd omdat hij twintig hits heeft gehad. Ik heb tachtig voorstellingen gemaakt. Kijk hoe we in Nederland onze dode schrijvers behandelen. Ik heb niet de illusie dat er na mijn dood iets overblijft. Binnen vijf jaar is het weg. Maar dat vind ik niet erg, want dan ben ik er toch niet meer.’
Dus je doet het niet voor de eeuwigheid?
‘Ach, er zullen misschien een of twee dingetjes overblijven. “Leven na de dood” hè?’
Lees je nog recensies over jezelf?
Lachend: ‘Ik verslind ze!’ Dan, serieus: ‘Je hoopt toch altijd dat er iets in staat waar je wat aan hebt, waarvan je denkt: is dat zo? In de NRC stond een recensie waardoor ik toch nadacht over het fenomeen ironie. Wat jij ook zegt over die miskenning: hij zag aan het eind duidelijk een getormenteerde artiest staan, terwijl ik veel meer een gelouterde artiest ben op dat moment. Ik heb die recensent een mailtje geschreven en naar zijn leeftijd geïnformeerd, omdat ik het idee had dat we hier te maken hadden met een jonger iemand die de ironie van een ouder iemand niet meer ziet. Maar hij was achterin de veertig, dus dat was het punt niet. Het kan ook aan de zaal liggen. Soms geeft een zaal heel goed aan waar de ironie zit of niet. Dat is typisch het scherp van de snede. Of je mij leuk vindt of niet hangt heel erg af van de manier waarop je gaat zitten kijken. Daarom roep ik ook vaak tegen mensen die mij mailen met ernstige aantijgingen: kom dan kijken. Ga er maar tussen zitten en probeer je te handhaven als enige die het niet leuk vindt.’
Op je website kunnen mensen vragen aan Freek stellen. Gebeurt dat vaak?
‘Daar komen soms heel merkwaardige dingen binnen. Ik heb toch tijd zat, dus ik ga er soms op in. De helft is verzonden vanaf een fake adres, maar met die andere helft raak je in gesprek en dan valt het vaak mee en ga je als goeie vrienden uit elkaar.’
Waarom doe je dat?
‘Je bent toch nieuwsgierig naar waar die haat vandaan komt. Hoe komt het dat als iets je niet aanstaat, en het is geen maatschappelijk probleem, hoe kom je ertoe om iemand naar beneden te halen? Wat voor bevrediging schenkt dat? Ik ben benieuwd naar die diepe woede die er in mensen zit, die zich dan tegen mij keert. Dat komt ook aan de orde in dit programma. We zijn zo decadent. We hebben het zo goed, tot en met de armen aan toe. Zoals de armen het hier hebben, dat kan niet vergeleken worden met hoe de armen het in de rest van de wereld hebben. Als iemand mij verwijt dat ik een oude zure man ben, denk ik aan het bijbelverhaal waarbij je een splinter in het oog van de ander ziet, maar niet de balk in je eigen oog. Daarnaast is er de uitdrukking: wat je zegt ben je zelf. Kennelijk wil zo iemand mededelen dat hij bitter of zuur is. Hoe komt dat?’
Krijg je daar ooit een bevredigend antwoord op?
‘Ja, zeker. Ik heb wel eens een mailtje gehad van iemand die heel duidelijk zijn woede en rancune uitsprak over mensen die zich geëngageerd gedragen en een grote mond hebben over hoe de wereld eruit moet zien terwijl ze zelf bemiddeld zijn en een riant leven leiden. Die contradictie was hem een gruwel. Hij was echt heel boos, heel fundamenteel. Ik heb uitgelegd dat ik ook rustig met een fles champagne op m’n luie reet aan de zuidkust kan gaan liggen, maar dat ik liever bezig blijf met de wereld. Daar kreeg ik best een aardig gesprek over. Hij zei: ik ben het niet met u eens, maar ik ben blij dat ik uw kant van het verhaal gehoord heb.’