Bezoekers van de tiende verdieping van het Nijmeegse Erasmusgebouw worden verwelkomd door de geur van automatenkoffie, ratelende toetsenborden en een levensgroot beeld van Augustus. De gipsen versie van de grootheerser verloor al eens een hand bij een botsing. Nu lijdt hij door waterschade ook nog eens aan een hardnekkige schimmel ter hoogte van de voeten. ‘Keizer van de kleine ongemakken’ wordt hij sindsdien grinnikend genoemd door de stafleden van de afdeling Oude Geschiedenis van de Radboud Universiteit. Pardon? Is geschiedenis eigenlijk wel om te lachen? ‘Waarom niet?’ zegt promovendus Coen van Galen, die summa cum laude afstudeerde op de Romeinse census – het Romeinse systeem van volkstelling. ‘Er zijn natuurlijk veel dingen waar je boos of geschokt over kunt zijn, maar soms is de wereld zo absurd dat je er wel om móet lachen.’
Zelfs de Oudheid-deskundigen van de Radboud Universiteit kunnen hartelijk lachen om Welkom bij de Romeinen.
Welkom bij de Romeinen marathon
NPO 3, 12.15-15.40 uur
Om fragmenten uit de ‘historische comedy’ Welkom bij de Romeinen kan de oudheidkundige vanachter zijn computerscherm bijvoorbeeld smakelijk schaterlachen. De achtdelige jeugdserie, waarin talkshowhost Dorine Goudsmit (Plien van Bennekom) Romeinse gasten ontvangt die al eeuwen dood zijn, zoals Nero (Paul de Leeuw), Cleopatra (Carice van Houten) en Augustus (Hans Kesting), werd eerder op Schooltv uitgezonden. Maar volwassenen hebben er de meeste lol om. Van Galen: ‘Het werkt een beetje als Asterix en Obelix. Je kunt het een leuk stripboek vinden, maar als je er al iets meer van weet, dan herken je verhalen en verwijzingen. Da’s leuk. Verder hebben ze goede acteurs. Pierre Bokma is als Julius Caesar steengoed.’
De talkshowsetting vindt Van Galen slim gekozen: ‘In mijn werkcolleges probeer ik ook te laten zien: hoe vertaalt dit zich naar het nu? Je kunt studenten vertellen dat keizers zichzelf promootten via beelden. Maar je kunt ook laten zien – zoals mijn promotor professor Olivier Hekster doet – dat die beelden en inscripties eigenlijk eenzelfde functie hebben als politici die zich zichtbaar maken met one-liners op televisie of op Facebook. Dan komt het veel meer binnen, en blijft het hangen. Dan snap je dat we qua emoties eigenlijk niet zoveel verschillen van de mensen van toen.’
Klein kritiekpuntje op de reeks: op de rare kantjes van de Romeinen ligt volgens Van Galen wel érg de nadruk: ‘Enerzijds werkt het goed, want het zorgt voor verwondering. Anderzijds denkt de kijker misschien: “Wat zijn die Romeinen toch een ongewassen, vreemde snuiters.” Daarmee komen de Romeinen juist weer verder van ons af te staan. Maar je moet je realiseren dat veel van de gebruikte bronnen de roddelrubrieken van de Romeinse tijd waren. Een biograaf als Suetonius bijvoorbeeld was eigenlijk toch een soort roddelkoning. Hij schreef graag over de sleazy details van de keizer. Van sommige details kun je je daarom afvragen of ze echt zijn gebeurd.’
Tot slot: wat is nu echte Romeinse humor? ‘Er zijn hele boeken volgeschreven met Romeinse grappen, maar de meeste vinden we nu helemaal niet grappig. Humor werkt het beste als het op het randje is, maar Romeinse grappen zijn er vaak over. Veel poep-en-piesgrappen, en dat hoeft van ons tegenwoordig niet meer zo nodig.’