Filmmaker Floris-Jan van Luyn, oud-NRC-correspondent in China, over zijn film Dagboek van een postduif, waarin wedstrijdduif Toontje uit Groningen aan een Chinese miljonair wordt verkocht.

2Doc: Dagboek van een postduif
Woensdag, NPO 2, 23.00-0.00 uur
 
‘Ik kom uit een familie van kampioenen. Doorzetters, grootgebracht in het Hoge Noorden. Vechters, die graag tegen de wind in vliegen.’ Zo mijmert Toontje, een succesvolle Hollandse wedstrijdduif, die door zijn duivenmelker uit Groningen verkocht wordt aan een Chinese miljonair en in diens massale ‘stallen’ in Peking belandt. In een verrassende film over belevenissen in het duivenvak vanuit westers en oosters perspectief, in vogelvlucht waargenomen en besproken in een monologue intérieur door duif Toontje zelf.

Voor regisseur Floris-Jan van Luyn, die voordat hij zich als onafhankelijk filmmaker vestigde jarenlang correspondent in China was voor NRC Handelsblad, begon het idee voor deze film met een ontmoeting in het vliegtuig. Van Luyn: ‘Cameraman Stef Tijdink en ik zaten na opnames voor Tegenlicht in het vliegtuig van Peking naar huis naast de Groningse duivenhouder Herman Boekelo. Hij vertelde dat hij zijn duiven had verkocht aan een Chinees. Kort daarop las ik het boek Een duif en een jongen van Meir Shalev, dat gaat over “het nest” als de plek waar je altijd naar terug wilt keren. Toen viel het kwartje, want ik kom zelf uit Groningen en heb in China gewoond, dus zou ik via zo’n duif iets kunnen vertellen over het thuisnest, dat toch zo’n belangrijke rol speelt in ieders leven. Ik kreeg het idee om die duif te volgen vanuit vogelperspectief. Wat ruimte biedt om naar de wereld beneden te kijken en die te becommentariëren.’

Toontje: 'We zitten hier altijd op het hok'

Goklustig
Via makelaar/duivenbezitter Boekelo leert Van Luyn de duivenwereld beter kennen. Het fokproces dat duiven oplevert die, na een periode in het hok van de eigenaar te hebben doorgebracht, over enorme afstanden feilloos hun thuis weten terug te vinden. Waarbij het in de duivensport er om gaat welke duif het snelst thuis is nadat ze met honderden tegelijk werden gelost.
De camera volgt de Groningse duivenhouder in China, waar tot diens verbazing enorme bedragen worden neergeteld voor zijn duiven. Door Zhang Jinsong in Peking, de zoon van een invloedrijke partijbureaucraat, zelf grootindustrieel en multimiljonair.
Van Luyn: Onder de partij-elite zitten veel duivenbezitters die alleen met de allerbeste duiven genoegen nemen. Waardoor de prijzen hoog opgedreven worden. Een Belgische duivenmelker heeft zijn twaalf duiven aan een Chinees kunnen verkopen voor vier miljoen euro.’
Geen miljoen, maar voor iets meer dan zeven­enhalf duizend euro maakt kampioen stamhouder Toontje kennis met het postduivenbestaan op z’n Chinees: ‘we zitten hier altijd op het hok, ik heb al tijden niet gevlogen. Om me heen zijn ze lusteloos, ze staren maar wat voor zich uit.’
Tot kort voor een wedstrijd de honderden vogels ruw in draadkooien worden gestouwd, op vrachtwagens geladen en ver weg met duizenden tegelijk gelost. En het slecht afloopt voor de hoofdrolspeler.

Van Luyn: ‘Er gaat veel geld om bij de duivenraces. Chinezen zijn zeer goklustig. Het gekke is dat in China gokken verboden is, met uitzondering van de duivensport. De belangstelling voor de wedstrijden is enorm, er zijn gigantisch grote prijzen bij te winnen: geldbedragen, huizen, auto’s. Tot de overheid zal ingrijpen, daar kun je op wachten.’ 

Bewijsdrang
Dagboek van een postduif is geen informatieve documentaire over alle ins en outs van de duivensport. Van Luyn: ‘Ik probeer liefst met bestaande situaties, mensen en gebeurtenissen mijn eigen verhaal te vertellen. Met pure informatie, vooral in de vorm van nieuws, worden we zo overspoeld dat het ons ene oor in en het andere uit gaat. Als je er een mooi verhaal van maakt, denk ik dat het beter beklijft. Filmmaken is voor mij meer dan informatie overbrengen; het beeld, de muziek, het geluid, licht en het woord zijn even belangrijk.’
Dat heeft alles te maken met zijn journalistieke achtergrond, vermoedelijk, nee weet hij zeker. ‘Toen ik met filmen begon bezat ik een enorme bewijsdrang om met dat verleden af te rekenen en beslist niet alleen maar informatie over te brengen. Waar ik in doorschoot. Mijn eerste film [Cyberkoelies, 2006, red.] was zo informatieloos dat hij niet meer te snappen was en in zijn eerste versie prompt door de eindredactie werd afgekeurd. Gaandeweg heb ik ingezien dat je niet moet overdrijven. Dat niet alleen het beeld mag spreken, maar in het rijke palet van film alles mag spreken. Toch heeft mijn afkeer van het gesproken woord zo diep gezeten, dat iedere film die ik in mijn hoofd kon vertalen tot een artikel voor mijn gevoel een mislukte kans was.’
In films met een boodschap gelooft hij niet. Van Luyn: ‘Het is mij na mijn film De regenmakers [2010, op filmfestivals in Rome, Sheffield en Genève uitverkozen tot beste documentaire, red.] over de macht en onmacht van vier Chinese burgers in hun strijd voor een groener China, vaak gevraagd: of ik een activistische filmmaker ben? Het antwoord is nee. Maar misschien heeft dat te maken met mijn eigen vooroordeel over de invulling van het woord activisme. Ik ben nooit een fan van de barricade geweest, tenzij het tot omverwerping van tirannen leidt. Zo’n dramatische situatie heeft zich in mijn leven nog nooit afgespeeld.’

Terug naar Dagboek van een postduif, een mooie, verhalende film geschoten vanuit vogelperspectief. Van Luyn: ‘Gevaar daarbij is dat je geen maat houdt, en de vorm teveel een rol speelt. Dat kan tot ergernis leiden: “waarom kan die man nou niet gewoon vertellen hoe het zit.” Maar het is natuurlijk wel een punt dat je als maker altijd zoveel meer ziet en te weten komt dan er uiteindelijk in zo’n verhalende film terechtkomt. Toch hoop ik dat ook de duivenhouders de film interessant vinden.’ Wij kunnen hem geruststellen, maar is de filmmaker zelf tevreden? Van Luyn: ‘Zo tevreden als een gebraden duif.’