Het achtdelige docudrama 14-18, Dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog is een internationale co-productie, gebaseerd op dagboeken en brieven van gewone burgers en soldaten uit acht verschillende landen.

14-18, Dagboeken uit de Eerste Wereldoorlog (deel 1)
Zaterdag, Nederland 2, 20.20-21.15 uur

Kleine handen in een grote oorlog
Zondag, Nederland 3, 18.55-19.25 uur 

Op 28 juli is het precies een eeuw geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, maar vooral de Britten en Belgen namen vorig jaar al een voorschot, ook televisiegewijs, op het herdenkingsjaar 2014. Dat gebeurde ongetwijfeld om de herdenkingshausse wat te spreiden of voor te blijven, maar laat zich ook uit historisch oogpunt goed verdedigen: de aanloop naar de eerste grote wereldbrand kan immers ook tot de oorlog zelf worden gerekend. Zoals ook na het officiële einde, in november 1918, nog lange tijd diverse oorlogen werden uitgevochten in Oost-Europa – de Grieks-Turkse bijvoorbeeld eindigde pas in 1923. In het Westen wordt de Grote Oorlog, zoals hij nog vaak wordt genoemd, vooral gezien als een Europese burgeroorlog tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland. Terwijl hij zich toch ook in Oost- en Zuid-Europa en op andere continenten afspeelde, waarbij nog veel meer doden zijn gevallen dan aan het westelijk front.
Dat de moord in Sarajevo op de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand in 1914 het startsignaal vormde is algemene schoolkennis, maar daarna vernauwt de westerse perceptie zich meestal tot de eindeloze loopgravenoorlog in België en Frankrijk.

"Abfahrt nach dem Kriegsschauplatz" - Duitse troepen op weg naar het front

Nog steeds valt nauwelijks te bevatten dat de Eerste Wereldoorlog inderdaad een geglobaliseerde en ook totale oorlog was, waarvoor hele samenlevingen en economieën werden gemobiliseerd en duurzaam ontwricht. Het was de ‘oer-catastrofe van de twintigste eeuw’ (dixit George Kennan) die in feite ook tot de Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog heeft geleid. Er zijn bibliotheken over de Eerste Wereldoorlog vol geschreven, maar dat gebeurde zelden vanuit een mondiaal perspectief, en nog minder vaak vanuit een zekere internationale consensus.
‘Ook vandaag de dag is de rol die de oorlog in het collectieve geheugen van de betrokken naties speelt nog heel verschillend,’ schrijft historicus Oliver Janz in zijn boek Der grosse Krieg, dat de inleiding vormt op een prestigieuze internationale tv-productie over de Eerste Wereldoorlog. ‘Of honderd jaar na het begin van de oorlog de tijd rijp is voor een gezamenlijk Europese, transnationale of zelfs globale herinnering aan de oorlog, moet nog blijken.’

Gevallen soldaten aan het westfront

Ambitieus
In elk geval heeft Janz, hoogleraar moderne geschiedenis in Berlijn, als leider en adviseur van een internationaal team van researchers, scenarioschrijvers, producenten en historici een moedige poging gewaagd in de achtdelige gedramatiseerde documentaireserie 14 – Diaries of the Great War, waarin het verhaal van de oorlog wordt verteld op basis van de dagboeken en brieven van veertien personen, soldaten en burgers, volwassenen en kinderen. De sleutelmomenten uit hun (dagboek)bestaan worden nagespeeld door acteurs, ingekleed door archiefbeelden, veelal digitaal gerestaureerde en ingekleurd, en door foto’s, tekeningen, ansichtkaarten, veldpost, landkaarten, propagandaposters en vlugschriften, telegrammen, kranten, verklaringen van dienstweigeraars en wat dies meer zij, terwijl een voice-over context biedt.
De hele oorlog trekt van begin tot eind voorbij aan de hand van veertien persoonlijke verhalen. Ongeveer de helft van de serie bestaat uit re-enactment, de andere helft uit documentair materiaal. De veertien levensgeschiedenissen worden in acht afleveringen parallel verhaald, wat ambitieus mag heten (zie het kader op p. 20). De Duitse regisseur Jan Peter spreekt van een ‘documentaire serie speelfilms’. Het is de bedoeling dat uit dit mozaïek een totaalbeeld van de oorlog ontstaat, met als belangrijkste aspecten het schijnbaar plotselinge oorlogsbegin, het leed in de loopgraven, de inzet van artsen en hulpverleners, de oorlogspropaganda, de geïndustrialiseerde oorlogsvoering, het lot van de burgerbevolking, de opstanden tegen de oorlog, en de nasleep van de oorlog.

De Britse verpleegster Lady Dorothy (Rhian Blythe) in een veldhospitaal achter het Belgische front

Multinationaal
De serie gaat voorbij aan internationale verdragen, bondgenootschappen, veldslagen, machthebbers, bevelvoerders en politieke ontwikkelingen. Ook interviews met deskundigen ontbreken. Geen complexe feitenbrij dus, maar dagboeken en brieven van soldaten, huisvrouwen, verpleegsters en kinderen als uitgangspunt. Het gaat om individuele, maar desondanks ‘internationale’ lotgevallen; de veertien personages komen uit acht verschillende landen, waaronder ook Rusland, de vs en Italië, terwijl de voice-over ook verklaringen van mensen uit onder andere Canada, Hongarije, Australië, Tsjechië, Japan, India, Bulgarije en Nieuw-Zeeland citeert.
Dit alles om het beperkte Europese perspectief te verruimen – al te vaak blijft buiten beschouwing dat destijds miljoenen nietsvermoedende soldaten uit overzeese kolonies door Engeland, Frankrijk en Rusland naar de Europese slagvelden werden gedirigeerd.
Een multinationale productie over een dergelijk onderwerp, op initiatief van de NDR (Duitsland) en de Frans-Duitse zender Arte is niet vanzelfsprekend. Een paar jaar geleden bijvoorbeeld bleek een co-productie over Napoleon nog een brug te ver. Het betekent dus wel iets als nu ook de Britten (BBC) meedoen en een Duitse productiemaatschappij (Looks Film & TV) wordt ingeschakeld. Nederland (NTR/VPRO) deed op zijn manier mee en zond voorafgaand aan de internationale serie de documentaire 14-18, Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog uit. Behalve de Belgen, die álle jaren hun Grote Oorlog herdenken, doen Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Scandinavië, Italië, Slovenië, Wales, Ierland en Australië mee.

Een vroeg Brits model tank. 1916 was het jaar van het groot materieel: onderzeeërs, vlieguigen, tanks en gifgas.

Propaganda
Het beeldmateriaal komt uit meer dan zeventig archieven verspreid over de hele wereld. Van de archiefbeelden is destijds maar een klein percentage aan het front ontstaan; het overgrote deel is later in scène gezet. Dat moest ook wel, want de filmcamera’s waren groot en zwaar, en er kon alleen bij vol daglicht of met behulp van grote schijnwerpers worden gefilmd, waardoor filmen aan het front een levensgevaarlijke onderneming werd. In Duitsland kostte een camera minstens 3000 Reichsmark en een rol film van drie minuten twintig mark, terwijl een gewone arbeider niet meer dan tien mark in de week verdiende. Er waren in 1914 nog niet veel productiefirma’s – die van de gebroeders Pathé was de bekendste –, en amateurfilmers waren zeldzaam. De films werden bijna allemaal voor propagandadoeleinden gemaakt en waren nog zonder geluid.

Uit meer dan duizend dagboeken werden de veertien geselecteerd die in de serie worden verbeeld. Kinderdagboeken werden gebruikt voor de afgeleide jeugdserie Little Hands in a Big War, bij ons uit te zenden als Kleine handen in een grote oorlog, waarvan de eerste aflevering van Nederlandse makelij is.
Fragmenten uit het dagboek van Elfriede Kuhr, die twaalf was toen de oorlog begon, illustreren het belang van dagboeken voor de geschiedschrijving:

Elfriede Kuhr (Elisa Monse) en luitenant Werner Waldecker (Manuel Zschunke)

1 augustus 1914
Vandaag is het heel heet. De rogge-oogst is op 25 juli begonnen, de rogge is bijna wit. Toen ik ’s avonds langs een roggeveld liep, heb ik de aren geplukt en met een punaise boven mijn bed vastgeprikt. Vanaf vandaag is Duitsland in oorlog. Mijn moeder heeft me aangeraden over de oorlog een dagboek bij te houden. Ze denkt dat het later interessant is om terug te lezen. Dat is waar. Als ik vijftig of zestig jaar oud ben zal het me merkwaardig voorkomen wat ik als kind geschreven heb. En toch zal het allemaal echt zijn, want in een dagboek mag je niet liegen.

24 mei 1915
Er is een nieuw, verschrikkelijk oorlogswapen: gifgas! Het is in de bloedige gevechten bij het IJzer-Ieperkanaal aan het westelijk front gebruikt. De soldaten dragen nu bij de gevechten zogeheten ‘gasmaskers’, dat zijn slurfvormige, lelijke, grauwgroene maskers met grote glazen vensters voor de ogen en zuurstoftoevoer om te kunnen ademen. Als aan het front gifgasalarm wordt gegeven, halen de soldaten de maskers meteen van hun koppel en duwen ze over hun gezicht. Maar vaak komt de waarschuwing te laat; het gas is al door de loopgraven gestroomd. De soldaten zijn banger voor de gasoorlog dan voor schrapnels, granaten, machinegeweren en dumdumkogels. In plaats van dat er vrede komt, wordt de oorlog steeds erger. Het eind is nog niet in zicht.
 
12 november 1918
Het is zover. De Duitse troepen trekken zich terug. Veldmaarschak Hindenburg heeft zich bereid verklaard de resten van het leger ordelijk naar de heimat terug te halen. Ik durfde niet te vragen of we nu echt verslagen zijn. Nou, we hebben ons dood gewonnen. En waarvoor, en waarvoor en waarvoor? Hoe moet een kind dat begrijpen? Maar misschien ben ik helemaal geen kind meer. 
 
Arte zendt 14 - Tagebücher des Ersten Weltkriegs vanaf 29 april uit, de BBC en ARD volgen in mei