Als Daniel Knoop zijn goedbetaalde baan bij de VN opzegt om in Congo met eigen geld een onderneming op te zetten gaat vriend en cameraman Hans Bouma mee. Doel van de expeditie: cassaveboeren laten profiteren van de markt van hoofdstad Kinshasa, driehonderd kilometer verderop.

Holland Doc: Congo Business Case
Maandag, Nederland 2, 23.00-0.25 uur 

Wanneer de Zambiaanse econome Dambisa Moyo in 2009 haar boek Dead Aid: Why Aid is Not Working and How There is a Better Way For Africa ­publiceert, komt de traditionele ontwikkelingshulp onder vuur te liggen. Het heeft niets opgeleverd, klinkt het, en erger nog, het houdt Afrika juist arm, creëert afhankelijkheid en voedt de corruptie. Trade not aid, is het nieuwe adagium. In Nederland komen de eerste grote bezuinigingen op ontwikkelingshulp in beeld. Knoop en Bouma reizen af naar Congo.
Het Nederlands Filmfestival, de middag voor de première van Congo Business Case, in een zaal vol filmacademiestudenten vindt een preview plaats. Vanaf de eerste beelden, waarin gelijk duidelijk wordt dat Knoops project is gesneefd, blijkt de film niet het standaard larmoyante verhaal over ontwikkelingshulp. In de zaal wordt ook veel gelachen; als Knoop door een dorp rijdt en een jongetje uitroept: ‘kijk, een blanke!’, als hij verwoede pogingen doet zijn in de modder vastgelopen jeep uit te graven terwijl zijn Afrikaanse medewerkers eromheen staan toe te kijken. Meer nog dan een een casestudy in ontwikkelingshulp is Congo Business Case een tragikomische film over een avonturier in Afrika.
Na afloop vertel ik Bouma dat ik hem samen met Knoop wil interviewen – de filmer en zijn object. ‘Dat kan interessant worden,’ zegt Bouma, ‘dan worden waarschijnlijk dingen gezegd die we niet eerder tegenover elkaar hebben uitgesproken.’
Een paar dagen later, een terras in Utrecht. Knoop en Bouma begroeten elkaar hartelijk. Het gesprek komt op de filmposter – een knipoog naar Kuifje in Afrika – en dat de film allereerst het verhaal is van de avonturier ­Daniel Knoop.

Knoop: ‘Daar had ik op zich geen moeite mee. Maar als ik zelf over mijn onderneming vertel komt er een lang verhaal over corruptie, over tegenwerking door de fiscus, over wegen die stuk zijn gemaakt door lokale contracters. Doordat Hans ervoor heeft gekozen dat niet of nauwelijks in de film te laten zien, lijkt het nu of ik de onderneming stopzette omdat ik op het laatst genoeg had van die mensen daar. Maar wat mij simpelweg opbrak was dat er weer een nieuwe motor moest komen, dat de weg opnieuw onbegaanbaar was, dat de fiscus mij voor 18.000 dollar oplichtte.’

Dus als jij het verhaal van de film zoals Hans die heeft gemaakt in één zin zou samenvatten?
Knoop: ‘Daniel Knoop ziet dat ontwikkelingssamenwerking om een heleboel redenen niet werkt, heeft een idee hoe dat beter kan, gaat het zelf uitproberen en probeert in Congo bij de boeren een supplychain op te zetten. Gaat daar vervolgens compleet stuk door omstandigheden die niet nader genoemd worden.’ (hard gelach van beiden)
 
Het is een film over ontwikkelingshulp, dus moet er een boodschap zijn…
Bouma: ‘De boodschap... wat ik me afvraag... is het oude adagium dat je vanuit de mensen ter plekke moet denken inmiddels niet vervangen door het idee dat het bedrijven van landbouw op een zelfvoorzienende schaal simpelweg niet wenselijk is, en dat de landbouw gewoon geprofessionaliseerd moet worden door middel van op westerse leest ­geschoeide modellen?’
 
Knoop: ‘De traditionele ontwikkelings­samenwerking is als een grensrechter die ergens staat te vlaggen terwijl de rest elders bezig is de bal in het doel te krijgen. Bedrijfs­matig opereren doet de wereld draaien. Vanuit een ivoren toren in een hoofdstad top-down een rigide plan uitdenken en de gelddouche aanzetten is zinloos. We bevinden ons nu in een transitiefase richting een veel meer marktgedreven agrarische bedrijvigheid. Tijdens dat proces kun je de boeren helpen zelf iets te gaan ondernemen. Maar dan moet er wel geld zijn. Ik had willen doorgaan, maar mijn spaarpot was leeg.’

Was je zonder Hans eerder gestopt?
Knoop: ‘Ik heb wel actief meegeleefd, maar zover ben ik zeker niet gegaan.’
Bouma: ‘Je hebt geen spijt dat je niet toch net wat langer bent doorgegaan?’
Knoop: ‘Wat dat betreft was ik misschien als die kankerpatiënt die geen zin had in de laatste chemo.’ (gelach)
Bouma: ‘Jij hebt er anderhalf jaar gezeten. Is er niet gewoon veel meer tijd nodig?’
Knoop: ‘Ja, en meer budget. Daarin schuilt dus ook de legitimiteit van zinnige ontwikkelingssamenwerking, om die transitiefase te bekostigen, omdat die economisch niet uit kan.’

Een man van achter in de zestig in een lange zwartleren motorjas komt bij ons tafeltje staan en voelt aan de stof van Knoops colbert. ‘Mooi jasje zeg, is dat wol? Tjonge.’
In het begin van de film worden nadrukkelijk Knoops idealistische drijfveren opgevoerd, maar in het vervolg verdwijnen die volledig naar de achtergrond en gaat het alleen nog om zijn verbeten pogingen zijn onderneming draaiende te krijgen, en komt de vraag op hoe dat idealisme zich verhoudt tot uitroepen als: ‘ze zeggen hier op alles ja en amen,’ en: ‘ik merk steeds meer dat ik de biodiversiteit eigenlijk belangrijker vindt dan de mensen – ik heb liever dat er helemaal geen mensen zijn.’ Tegen de boeren is hij soms opmerkelijk bot. ‘Het lijkt hier goddomme de dertiende eeuw wel!’ en: ‘Ik ben Sinterklaas niet.’
Knoop: ‘De suggestie die de film oproept, is dat het falen van de onderneming en de manier waarop ik met die boeren communiceer met elkaar te maken hebben. Maar dat miskent mijn rol. Vaak waren het mijn werknemers die contact hadden met die boeren, niet ik. Maar als hoofdpersonage moet ik nu eenmaal steeds in beeld.’

Toch, je komt vrij hard over soms. Bijvoorbeeld als een boer jou terechtwijst over de manier waarop je zijn vrouw tegemoet treedt. ‘Mijn vrouw is mijn prinses,’ zegt hij, ‘u bent hier bij een volk met andere gebruiken.’ Jij reageert pissig: ‘waarom verdomme elke keer die preek, omdat het zondag is?’
Knoop: ‘Die man was een hopeloze querulant die door de anderen als nep-chef werd aangemerkt. Als zo iemand dan op het eind van een dag waarop niets lukt ook nog eens begint te zeiken over zijn prinses… dan ben ik niet de meest diplomatieke persoon nee... Maar eh... jij vindt dus dat ik hard over kom?’

Het is wel heel ver verwijderd van het gebruikelijke format...
Knoop: ‘Je hebt een heldendaad verricht Hans. Eindelijk is er een film over Afrika waarin niet iedereen wiet rokend rond een kampvuur danst.’
 
In het begin van de film zit een scène waarin een van de boeren zegt dat hij jou als zijn redder zag, maar dat je hem hebt laten zitten.
Knoop: ‘In het begin ben ik de redder, op het laatst de verrader. Er zit niets tussenin. Er is zoveel wantrouwen, zo weinig hoop en durf om er iets van te maken. Mensen kunnen heel gemakkelijk dromen over fantastische toekomstbeelden, geen probleem. Het kostje van die dag bij elkaar scharrelen, ook prima. Maar alles daar tussenin, een plan bedenken en structureel aan de slag gaan voor de nabije toekomst, nee.’
Bouma: ‘De suggestie van the twain shall ­never meet zit natuurlijk ook in de film: de wereld van de boer die gewend is om zijn knollen vier dagen in de rivier te week te leggen, waarna hij het loodzware spul omhoog sjouwt om op het dak van zijn hutje eindeloos te laten drogen, en daartegenover de wereld van Daan die daar even de keten komt professionaliseren.’
Knoop: ‘Daar heb ik me op verkeken. Op een gegeven moment vertelde Rosaire mij – dat was mijn rechterhand daar – dat de mensen dachten dat ik zijn gereïncarneerde opa was. Onze succesvolle samenwerking had dus niets te maken met een gedeeld plan of een duidelijke strategie. Het was hekserij. Als je dat tot je laat doordringen... dat betekent dat er eigenlijk geen handelingsperspectief voor ze is. Het is iets dat groter is dan een afspraak tussen twee mensen om echt samen aan het werk te gaan. Het is magisch, niet van deze wereld.’

In de film zit een scène waarin de bevolking in de kerk samenkomt om de cassave te zegenen, wilde je daarmee die spanning benadrukken?
Bouma: ‘Ja, dat was eigenlijk wel de bedoeling. Daan bivakkeerde in een oude missiepost. Met de scène in de kerk wilde ik benadrukken dat er al eerder missionerend werk had plaatsgevonden, dat al eerder van buitenaf ideeën waren ingeplant, en dat nu lang na die eerste missionarissen opnieuw een blanke kwam, jij, opnieuw iemand met een plan, met een cultuur om in te zaaien.’
Knoop: ‘De economische missionaris…’
Bouma: ‘Als je het heel plat zegt, te plat, komt Daan daar toch als de missionaris van de nieuwe economische gedachte, van de neoliberale gedachte.’
Knoop: ‘Nou, dat neoliberale weet ik niet hoor, dan had ik beter iets anders met mijn geld kunnen doen.’
Bouma: ‘De marktgedachte dan...’

Dan is de man in de leren jas er weer: ‘Wie zijn jullie dan dat jullie zo belangrijk zijn?’ ‘We doen een interview,’ blijft Bouma beleefd. ‘Ik ben zelf journalist geweest,’ zegt de man, ‘voor De Waarheid. Maar die betaalde slecht, en ik had zoiets van: nou jongens, jullie moeten ook maar dokken als je mijn stukken wilt.’
Bouma: ‘Een overgang naar de nieuwe tijd…’
De man: ‘Ik wil terug naar de nieuwe tijd, naar het oude communisme. De SP is voor mij veel te rechts.’
Knoop: ‘Mijn hemel, dan weet ik niet of ik straks mijn pak nog wel kan betalen.’

Als de man weg is, zegt Knoop: ‘De markt­gedachte... die economische incentive is wel aantrekkelijk op het moment dat een ziekenhuisrekening moet worden betaald, maar het leidt niet tot een businessmodel in de hoofden van die mensen…. Ik zeg de hele tijd “die mensen”… verschrikkelijk. Het is ook pijnlijk om vragen te stellen bij de status quo. Stel dat zo’n boer op een dag vanuit een rationeel economisch model naar zijn eigen handelen zou kijken, vanuit vogelvluchtperspectief, dan denkt hij toch: holy fuck, gast, wat een teringzooi.’ (hard gelach)
Bouma: ‘Het zijn dat soort quotes die ik soms heb weggesneden uit de eindmontage. Het is wat er gebeurt als op een dag alles misloopt, als je er al heel lang zit – de Heart of Darkness-component. Dat zal iedereen beamen die in Afrika zit, zelfs de pathologische optimist: het gebrek aan vertrouwen, het niveau van de moraal, van de ontwikkeling van de mensen – dat trek je op een gegeven moment gewoon niet meer. Je wordt gek, je gaat dingen roepen…’

Knoop mag dan weer terug zijn in Nederland, helemaal zonder gevolgen is het project toch niet gebleven. In Congo is zijn rechterhand Rosaire begonnen met de door Knoop gestimuleerde duurzame landbouw. Een andere dorpeling probeert Knoops onderneming opnieuw op te starten.
Knoop: ‘Ik sta te popelen om daar te gaan kijken. Ik heb nog steeds contact met Rosaire, ik wil hem helpen. Het eerste jaar dat ik terug was moest ik vaak huilen als ik aan Rosaire dacht. Hij was voor mij de verpersoonlijking van de mogelijkheid om daadwerkelijk iets te veranderen. Maar het is lastig. Als ik erbij ben kan hij het wel, als ik er niet bij ben kan hij het niet.’
Bouma: ‘Ik wil heel graag terug gaan, de film laten zien.’ 

Kunnen jullie je voorstellen dat dit op een of andere manier een vervolg krijgt?
Knoop: ‘Jij bent er nu in geslaagd ons weer in gesprek te brengen, als vrienden, en dat is ontzettend leuk, dat gaat wel door de komende jaren. Maar misschien moeten we daar juist maar even geen camera bij hebben.’