De Italiaanse slagerszoon Allessandro Gualtieri is volgens zijn Nederlandse vriendin (twee weken nadat zij Süskinds werk had gelezen ontmoette ze hem in Amsterdam) ‘precies die man uit dat boek.’ Gualtieri is een parfumontwerper die zichzelf ‘de neus’ noemt. Na jarenlang voor grote bedrijven te hebben ontworpen, lanceerde hij in 2007 met succes zijn eigen parfummerk Nasomatto (Italiaans voor: ‘gestoorde neus’). Steevast is hij op zoek – van India tot Marokko – naar inspiratie en grondstoffen voor zijn geuren. En die bezieling maakt hem volgens zijn vriendin exact zoals Grenouille. Inclusief ‘dat rare gesnuffel aan me’.
Raar gesnuffel. Gualtieri’s werkwijze staat haaks op de werkwijze van de parfumindustrie. Volgens hem wordt die gekenmerkt door winstbejag en achterhaalde conventies. Hij werkt traag – in excentrieke outfits en een atelier vol opgezette dieren. ‘Pas als een parfum aantrekkelijk én afstotend tegelijkertijd is, creëer je magie.’ Op een parfumbeurs snuift hij de duurste geur op aarde op, en roept met een verrukkelijk Italiaans accent: ‘Oh, ik houd van kattenpoep! Die heerlijke geur van het gebiedje tussen de anus en de ballen...! Vind je ook niet dat het een beetje naar poep ruikt?’
In de knap gemaakte documentaire The Nose: op zoek naar Blamage (2013) van Paul Rigter volgen we Gualtieri in zijn speurtocht naar zijn tiende parfum: ‘Blamage’ genaamd. Hij wil dit parfum baseren op toeval en fouten, omdat volgens hem de beroemdste parfums (denk bijvoorbeeld aan ‘Poison’ van Dior) tot stand zijn gekomen doordat er tijdens het maakproces fouten werden gemaakt. Het maken van een parfum blijkt een betoverend pijnlijk proces. Je moet falen om vooruit te komen. Je moet de geur van stank kennen om een welriekend kunstwerkje te kunnen brouwen. In The Nose schuilt ontegenzeglijk een levensles.