Willem Frederik Hermans heb ik vele malen gesproken toen Wim Noordhoek en ik eind 1994 in de BRT‑studio’s in Brussel zijn roman De God Denkbaar Denkbaar de God opnamen. Het was op verzoek van de schrijver zelf, een verzoek dat ons bereikte via scenarist Gerard Soeteman. Ik weet niet meer waarom Hermans nu juist dit boek wilde voorlezen; ook volgens liefhebbers is het zijn meest ontoegankelijke. Wat Hermans overigens snerpend tegensprak. Een nichtje dat niet helemaal goed bij het hoofd was had zo moeten lachen om het boek, dus hij kon zich niet voorstellen dat literatuurkenners het niet snapten. Er viel weinig te snappen.
In november verschijnt het belangrijkste boek van het jaar: De mislukkingskunstenaar, het eerste deel van de biografie van Willem Frederik Hermans, van historicus en letterkundige Willem Otterspeer.
In De Hermansnacht onderzoekt de VPRO wat voor een schrijver Hermans was. Zijn drijfveren en frustraties, en vooral ook hoe ver zijn invloed vandaag de dag nog reikt. Heeft hij nog betekenis? En verdient zijn werk een tweede leven? En wat staat er eigenlijk in die biografie?
Aan de hand van archiefmateriaal waarin de schrijver zelf aan het woord komt, praten Wim Brands en Jeroen van Kan de hele nacht met diverse gasten over het geval Hermans.
Wim Brands schreef alvast een stuk over W.F. Hermans voor de VPRO Gids:
Wim Brands over W.F. Hermans in de VPRO Gids:
Het eerste deel van Otterspeers biografie beslaat de periode 1921-1951. Dankzij deze voortreffelijke biografie staan we dichter bij het vuur dan ooit. Deel een begint overigens ook in Brussel.
Willem Otterspeer: ‘Ik beschrijf een koortsachtig verblijf van hem in Brussel, net na de Tweede Wereldoorlog. Hij wil weg uit Nederland en eigenlijk wil hij naar Parijs, maar hij blijft steken in Brussel. Waar mijn biografie uiteindelijk ook eindigt. Het is een tumulteus verblijf: hij gaat naar de hoeren, hij wil zelfmoord plegen’.
En dan is er natuurlijk het moment waarop z’n zus zelfmoord pleegt.
‘Dat moment is de gebeurtenis waar zijn hele scheppende leven omheen cirkelt. Als je de stukken leest die Hermans schreef voor de schoolkrant, vind je een poëtica die hij zijn leven lang hanteert: hoe makkelijk je als individu ten onder gaat.’
‘Hij kon charmant zijn, zeker. Maar hij heeft ook altijd gezegd: ik bedoel het niet goed. En dan dacht iedereen: o, dat zal wel loslopen. Nee, dat liep niet los. Hij meende dat. Zoals hij ook serieus was over dat vruchtwater van de angst. In dat licht moet je zijn schrijverschap ook zien, zijn toewijding aan het schrijven. Het schrijven als bezigheid. En schrijven was als blind grijpen in een zak vol graan. Want identiteit was volgens hem als los zand.’