Badhotel
Op Schiermonnikoog was eilandheer John Eric Banck een eeuw eerder voortvarender te werk gegaan. De ondernemende zoon van een Duitse planter kocht het eiland – het bleef tot 1945 in particuliere Duitse handen –, liet dijken en boerderijen bouwen en begon een badhotel. Duitse badgasten kwamen per trein via Nieuweschans in Groningen, waar een stoomschip al klaar lag om hen naar Schier te brengen. In 1893 verkocht Banck het tot bloei gekomen eiland met winst aan graaf Von Bernstorff, die het naar ieders tevredenheid tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bestuurde – daar deed de Duitse bezetting niets aan af. Duitse soldaten waren trouwens graag op de eilanden. Van een vijandige sfeer was daar geen sprake, alles beter dan het Oostfront. Na de oorlog groeide het toerisme op eilanden uit tot de belangrijkste bron van inkomsten. Met een miljoen bezoekers per jaar lijken de grenzen nu wel bereikt.
De Wadden heeft als ondertitel Een geschiedenis, maar is niet louter een historisch werk.
Mathijs Deen: ‘Mijn uitgever vroeg of ik een boek over de Wadden wilde schrijven, want vreemd genoeg bestond zo’n boek nog niet. Wel is veel over de eilanden afzonderlijk geschreven, maar die boeken zijn net zo geïsoleerd als de eilanden zelf. Toen ik op Texel in een huisje zat te schrijven en aan een boerin vertelde dat ik aan een boek over de Wadden werkte, zei ze: “Ach, alweer een boek over Texel.” Maar ik heb het dus over de Wadden als een archipel van verwante eilanden, met een verwante ontstaansgeschienis en mentaliteit. Geschiedenis dus, maar met journalistieke elementen, want er komen ook eilandbewoners van nu in voor. Overkoepelend thema: hoe komt de verandering waaraan de Wadden onderhevig zijn, alleen al omdat ze steeds van vorm en plaats veranderen, in de geschiedenis tot uiting. En hoe komt het dat die Wadden zo’n grote aantrekkingskracht hebben op mensen van buiten die zeggen: het is daar een andere wereld, met andere wetten.’
‘Mythische oorden waar het leven aan zwaarte verliest,’ schrijf je. Waar je je vader, door jou ‘een eiland’ genoemd, voor het eerst een sprongetje zag maken.
‘Ik sprak schrijver Wiep Idzenga, die had ook zo’n behoedzame, plichtsgetrouwe vader. Op Ameland bleek die man opeens goed te kunnen voetballen. Hij vond er een jonge bergeend en die mocht van hem in de badkamer gewoon de boel onderschijten. Ik bedoel, er heerst een andere regime op de Wadden, hoewel hemelsbreed vaak maar een paar kilometer verwijderd van het vasteland, en kennelijk vond een hele generatie vaders daar baat bij. Ook na zijn hersenbloeding verbleef mijn vader op Vlieland, het idee was dat dat heilzaam kon zijn. Een vorm van magisch denken. Veel “overkanters”, badgasten van de vaste wal, raken zo verknocht aan “hun” eiland. Het komt regelmatig voor dat ze na hun overlijden de as bij de Wadden laten uitstrooien – wat om een of andere reden lange tijd illegaal was.’