OVT – Het spoor terug - Diplomaat van de tsaar (1)
Paul Poustochkine, de laatste Russische gezant van tsaar Nicolaas II in Den Haag, kon na de Oktoberrevolutie van 1917 niet meer terug naar zijn vaderland. In OVT Het spoor terug: de ballingen van de revolutie.
Paniek
De aanhoudende verliezen aan het front tegen de Duitse legers, het terugtreden van de tsaar en muitende soldaten gaven Lenin de gelegenheid in oktober 1917 de macht te grijpen. Nog eens vijf maanden later tekende hij de vrede met de Duitsers terwijl de oorlog aan het Westfront nog gaande was.
Op het Russisch gezantschap brak paniek uit, schreef diplomaat Poustochkine in zijn bewaard gebleven memoires: Onze wereld stortte in, we raakten al onze zekerheden kwijt. (…) Onze gezant Swetchine was zijn hoofd volledig kwijtgeraakt. Het was vreemd deze gezaghebbende, intelligente man waanzinnige paniekaanvallen te zien krijgen, vooral inzake materiële zorgen. Hij leek krankzinnig te worden uit angst om dood te gaan van de honger.
De gezant moest worden opgenomen met een zenuwinzinking. Eerste secretaris Henri de Bach reisde naar Washington om militaire steun te vragen. Paul Poustochkine moest het fort in Den Haag houden. Hij bracht de Russischtalige Golos Rodiny (Stem van het Vaderland) met het laatste nieuws over de oorlog en de nodige praktische informatie voor het ‘Russisch strandgoed,’ zoals de vluchtelingen werden genoemd. Tijdens uitbundige ‘weldadigheidsavonden’ waar Prins Hendrik een graag geziene gast was, zamelde hij geld in voor de Russische ‘slachtoffers van de oorlog’. Al waren het geen heiligen, zo is in Het Volk van mei 1918 terug te lezen. Ze zouden met hun ‘aanrandingen’, ‘brutaalste’ berovingen ‘op klaarlichten dag’ en vechtpartijen met messen en revolvers doen vermoeden ‘dat we hier midden in de Russische Revolutie leefden.’ Het beeld van de Russen met hun ‘ietwat stompzinnig, weinig intelligente gezichtsuitdrukking’ is ‘niet al te gunstig’, maar wel ‘waarheidgetrouw’, vervolgt de redacteur.
Al toont hij enig begrip in een volgend artikel: ‘Hoe vaak hebben Hollanders ze niet uitgebuit en afgezet, als beesten behandeld en gevoed en onder dak gebracht in kroegjes en krotten.’
Vluchtelingen
De Nederlandse regering liet zich na de Oktoberrevolutie informeren door diplomaat Jacob Oudendijk in Sint-Petersburg dat sinds de oorlog in het minder Duits klinkende Petrograd was omgedoopt. Deze reageerde geschokt na zijn bezoek aan het nieuwe ministerie van Buitenlandse Zaken: ‘Niemand sprak Frans!’ Toen een vertegenwoordiger van een Nederlands gouddelversbedrijf na de nationalisering van de buitenlandse banken alles wilde ophalen, werden zijn goudstaven in beslag genomen. Oudendijk: ‘Het goud was eigendom van het proletariaat geworden.’ De aanvraag van ‘buitengewoon gevaarlijke revolutionaire personen’ voor de opening van een Sovjetambassade in Den Haag beantwoordde hij tenslotte negatief. De betrekkingen met het nieuwe Rusland werden verbroken. Nederland alsook de geallieerde landen erkenden de nieuwe Sovjetstaat niet. Oudendijk verliet zijn post op 9 november 1918. Nadien zag de regering-De Beerenbrouck in iedere Rus een potentiële bolsjewiek. Toen op 11 november 1918 de wapenstilstand een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog betekende dit tevens een eind aan de Nederlandse neutraliteit en daarmee de plicht tot opvang van vluchtelingen. Alleen politiek vluchtelingen mochten blijven: adel en Joden. De honderden vluchtelingen die alsnog de grens over kwamen, werden evenals de Russen die niet over enige financiële middelen beschikten, geïnterneerd in kampen in afwachting van hun uitzetting. David Wijnkoop, Kamerlid voor de Communistische Partij Holland, protesteerde tegen de ‘totale rechteloosheid’ van de Russen die werden geïnterneerd zonder een strafbaar feit te hebben gepleegd in het land waar men ‘zoo prat gaat op gastvrijheid en het asylrecht.’ Hij eiste onmiddellijke invrijheidstelling, maar zijn motie haalde het niet. Sociaal-democraat Troelstra deed in navolging van Wijnkoop nog een poging Nederland op te roepen tot revolutie, maar werd teruggefloten door zijn eigen partij. Nederland was een democratisch land. Daar paste geen revolutie bij.
Achtergebleven
Als ik wakker word, breekt het koude zweet me uit. Maar ik verkies de honger binnen de onvolmaakte cultuur van het Westen boven het juk van die Rode lomperds. Daar is immers in de nabije toekomst ook honger gegarandeerd, in elk geval voor onze klasse. Aldus de overpeinzing van Poustochkine, die in Nederland mocht blijven voor de afhandeling van de lopende zaken, waaronder de zorg voor een kleine 400 achtergebleven Russen. Het overige diplomatieke personeel kreeg ontslag. Eerste secretaris Henri de Bach trouwde Antoinette van Loon met wie hij zijn verdere leven reizend langs gefortuneerde vrienden in Europa heeft doorgebracht. Hun sporen, waaronder vele brieven en dagboeken, werden teruggevonden in zes hutkoffers op de vliering van de oom van Antoinette, het huidige Museum Van Loon in Amsterdam. Consul De Peterson begon een Russische tearoom tegenover de Hofvijver. Russen konden het zich niet veroorloven, maar Nederlanders deden zich graag tegoed aan de sandwiches met kaviaar en de thee met het schijfje citroen en heet water à discrétion.
De gevluchte krijgsgevangene Georg Dudewski, werkzaam als kantoorklerk op het consulaat, huwde de Scheveningse koffiejuffrouw Antonia Toet en werd klinker bij scheepswerf Wilton in Rotterdam. Feodor Zaregorodsew trouwde ook een Nederlandse vrouw die daarmee destijds net als alle Russische vluchtelingen stateloos werd. ‘Het maakte de kans op behoorlijk werk en sociale voorzieningen bijna onmogelijk,’ herinnert hun dochter Katja die al meer dan zeventig jaar in het kerkkoor zingt zich. ‘Ze geloofden in een rechtvaardige samenleving en werden lid van de communistische partij.’ Haar vader was kleermaker en ze ging eens met hem mee om een gerepareerde bontmantel terug te bezorgen. ‘Tot mijn stomme verbazing bleef mijn vader maar buigen vanaf de drempel. Hij overhandigde de mantel en ik had me al omgedraaid om weg te lopen, toen hij me terugtrok. Mijn vader liep met het gezicht naar Poustochkine achteruit naar de deur. Dat deed je kennelijk uit respect voor de vroegere afgezant van de tsaar.’ Diplomaat Poustochkine trok zich meer en meer terug in zijn eigen wereld, schrijft hij in zijn memoires. Hij gaf wel graag acte de présence tijdens openingen in galerie Kunst van Onzen Tijd aan het Mauritsplein in het Statenkwartier. Voormalig officier Paul Loujetzky bood er ruimte aan emigré-kunstenaars uit West-Europa. Onder hen Leonid Sologoub, wiens werk nog steeds aan de wand hangt bij vele nazaten, de huidige ambassadeur van Rusland en een kunsthandelaar in Heemstede die nog altijd hoopt op erkenning van de kunstenaar.
Memoires
Groot-Brittannië en Frankrijk hadden wegens de handelsbelangen de Sovjet-Unie al in 1924 erkend. Koningin Wilhelmina’s verzet om met de ‘moordenaars van haar achterneef’ om de tafel te zitten, werd pas gebroken na de Duitse inval in de Sovjet-Unie van juni 1942. Stalin kwam in het geallieerde kamp en Nederland werd gedwongen de Sovjet-Unie erkennen. Met de komst van een Sovjetambassade verloor Poustochkine zijn functie als vertegenwoordiger van het oude Rusland.
Na de uitgebreide paasdis met bietensalade, haring en wodka in de pastorie loop ik tegen het ochtendgloren met kleinzoon Paul Poustochkine naar het pand van zijn grootouders. Achter de gesloten gordijnen op de begane grond was de studeerkamer van zijn grootvader: ‘Daar heeft hij de meeste tijd van zijn ballingschap doorgebracht, omringd door 17.000 boeken en een indrukwekkende collectie achttiende-eeuwse Japanse aquarellen en tekeningen van vooral kostuums. Daar bekeken we samen zijn postzegelcollectie, die hij me heeft nagelaten. Soms zat er een gezelschap bejaarde Russen in de kamer die elkaar voorlazen uit beduimelde emigrantenkrantjes uit Parijs. Hij heeft net als de meeste Russen nooit de Nederlandse nationaliteit aangenomen. Hij wilde zijn tsaar trouw blijven. Aan het grote bureau met de Russische typemachine heeft hij zijn memoires geschreven en ingebonden in meer dan vijftig leren banden.’ Het Sovjetregime had greep gekregen op zijn bestaan. Poustochkine op zijn beurt probeerde vat te krijgen op de wereld om hem heen, op wat er geweest was en wat daarvan nog restte.