‘De serie Real Humans laat prachtig alle dilemma’s zien waar we voor zullen komen te staan,’ aldus evolutiewetenschapper Gerard Jagers. ‘Kun je verliefd worden op een robot? Wie heeft het heft in handen? Waarin onderscheidt de mens zich van robots?’ Jagers twijfelt er niet aan dat machines de mens in steeds meer opzichten zullen evenaren en onvermijdelijk ook voorbijstreven. Veel mensen zijn daar bang voor – ‘terecht, het kan je je baan kosten’ – maar de vraag is hoeveel je eraan kunt doen: ‘Hadden we het internet kunnen voorkomen? Of de opkomst van het mobieltje? Waarschijnlijk niet, en zo zal het met robots ook gaan. Wie wil er nu geen leuke robot?’
De robots in Real Humans zijn in bijna niets te onderscheiden van de mens. Science fiction, maar hoe lang nog? En wat zijn de implicaties van zo’n wereld vol robots?
Symbiose
Waar Van der Pluijm denkt dat we nu in actie moeten komen om een catastrofe in de toekomst te voorkomen, lijkt Jagers bijna optimistisch gestemd. Hij verwacht eerder dat de mens een symbiose met de machines aangaat. Daardoor zullen allerlei nieuwe levensvormen ontstaan, een ontwikkeling die hij beschrijft in zijn boek Soortenstorm. ‘Miljarden jaren geleden bestonden er alleen maar simpele eencellige organismen. Nu lopen er complexe wezens als de mens rond op aarde. Maar die eencelligen bestaan nog steeds: in ons. Wij zijn opgebouwd uit cellen en we zitten vol met bacteriën. Overleven is niet alleen een kwestie van strijd, maar ook van samenwerken. Mensen die het best met de robots samenwerken, zullen waarschijnlijk het succesvolst zijn.’
Wie zo’n toekomst vol robots en slimme systemen angstaanjagend vindt, kan misschien troost vinden in de woorden van Marvin Minsky. Deze pionier in de kunstmatige intelligentie schreef twintig jaar geleden al: ‘Zullen robots de aarde overnemen? Ja, maar zij zullen kinderen van ons zijn. Wij danken ons denkvermogen aan het leven en sterven van alle wezens die ooit betrokken zijn geweest bij de worsteling die evolutie heet. Het is aan ons om te zorgen dat al die inspanning niet uitloopt op een zinloze verspilling.’