Terra X
Arte, 20.15-22.00 uur
Op 29 september 1913 ging Rudolf Diesel, uitvinder van de dieselmotor, in Antwerpen aan boord van de postboot Dresden met als bestemming het Engelse Harwich. De volgende ochtend werd bij de rol, het controleren van de passagierslijst, geconstateerd dat Diesel niet meer aan boord was. Op het achterdek werden Diesels hoed en netjes opgevouwen overjas gevonden. In zijn dagboek, dat in zijn hut lag, stond bij 29 september 1913 een kruis. Op 10 oktober stuitte de Nederlandse loodsboot Coertsen ter hoogte van de Zeeuwse kust op een lijk, dat in een dermate verregaande staat van ontbinding verkeerde dat identificatie onmogelijk was. Uit de kleding werden een pillendoos, een portefeuille, een identiteitsbewijs, een zakmes en een etui voor een monocle gehaald, die later door Diesels jongste zoon Eugen als die van zijn vader werden herkend. Het lichaam werd in zee teruggeworpen, zoals dat in die tijd gebruikelijk was.
De documentaire Das Diesel-Rätsel uit 2010, die vandaag door Arte in Terra X wordt uitgezonden, probeert leven en sterven van de uitvinder met archiefonderzoek en nagespeelde situaties te reconstrueren. Hoewel er rond de dood van Diesel eigenlijk niets vaststaat, wordt algemeen aangenomen dat hij zelfmoord heeft gepleegd door van de Dresden te springen. In 1913 had Diesel de miljoenen die hij had verdiend nagenoeg kwijtgespeeld door slechte investeringen, technische problemen met de eerste dieselmotoren en de kosten van rechtszaken over patentrechten. De mogelijkheid dat hij vermoord is kan echter niet uitgesloten worden en er ontstonden allerlei verdenkingen die als fijnstof alles binnendringen. De voornaamste verdachte is de Duitse staat, die een goed motief had om Diesel overboord te helpen. Met zijn motor ontketende Diesel een revolutie in de voorstuwing van zware voertuigen en schepen, die tot dan toe werden voortgedreven door de volumineuze en weinig efficiënte stoommachine. De Kaiserliche Marine zag in de dieselmotor het ideale voortstuwingsmiddel voor haar vloot onderzeeboten, die zij aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog aan het opbouwen was. Diesel was aan boord van de Dresden gegaan om in Engeland een nieuwe fabriek voor dieselmotoren te openen en om met de Royal Navy te spreken over de installatie van dieselmotoren op Engelse onderzeeboten. Men hoeft geen complotdenker te zijn om hierin een motief te zien voor de Duitse geheime dienst om in actie te komen.
Maar Duitsland is niet de enige die voor verdenking in aanmerking komt. Al gauw na Diesels dood werd gespeculeerd dat de grote oliemaatschappijen er de hand in konden hebben gehad. De dieselmotor werkte namelijk veel efficiënter dan de benzinemotor. Bovendien had Diesel zijn motor ontworpen om op elke soort brandstof te kunnen werken en aanvankelijk liep deze op poederkool, pindaolie en dierlijk vet. Later werd het lichte stookoliedestillaat dieselolie ontwikkeld en door de grote beschikbaarheid hiervan werd het de brandstof voor de dieselmotor. Ook Diesels concurrenten komen voor verdenking in aanmerking. Hij was in slepende rechtszaken over patenten verwikkeld, in het bijzonder met Herbert Akroyd Stuart. Twee jaar voordat Diesel zijn motor in 1892 patenteerde, had Stuart patent op de gloeikopmotor gekregen. Door de hogere compressie en betere warmte-efficiëntie onderscheidt de dieselmotor zich echter van de gloeikopmotor en Diesel werd in het gelijk gesteld. Zoiets kan kwaad bloed zetten, toch?
De documentaire Das Diesel-Rätsel uit 2010, die vandaag door Arte in Terra X wordt uitgezonden, probeert leven en sterven van de uitvinder met archiefonderzoek en nagespeelde situaties te reconstrueren. Hoewel er rond de dood van Diesel eigenlijk niets vaststaat, wordt algemeen aangenomen dat hij zelfmoord heeft gepleegd door van de Dresden te springen. In 1913 had Diesel de miljoenen die hij had verdiend nagenoeg kwijtgespeeld door slechte investeringen, technische problemen met de eerste dieselmotoren en de kosten van rechtszaken over patentrechten. De mogelijkheid dat hij vermoord is kan echter niet uitgesloten worden en er ontstonden allerlei verdenkingen die als fijnstof alles binnendringen. De voornaamste verdachte is de Duitse staat, die een goed motief had om Diesel overboord te helpen. Met zijn motor ontketende Diesel een revolutie in de voorstuwing van zware voertuigen en schepen, die tot dan toe werden voortgedreven door de volumineuze en weinig efficiënte stoommachine. De Kaiserliche Marine zag in de dieselmotor het ideale voortstuwingsmiddel voor haar vloot onderzeeboten, die zij aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog aan het opbouwen was. Diesel was aan boord van de Dresden gegaan om in Engeland een nieuwe fabriek voor dieselmotoren te openen en om met de Royal Navy te spreken over de installatie van dieselmotoren op Engelse onderzeeboten. Men hoeft geen complotdenker te zijn om hierin een motief te zien voor de Duitse geheime dienst om in actie te komen.
Maar Duitsland is niet de enige die voor verdenking in aanmerking komt. Al gauw na Diesels dood werd gespeculeerd dat de grote oliemaatschappijen er de hand in konden hebben gehad. De dieselmotor werkte namelijk veel efficiënter dan de benzinemotor. Bovendien had Diesel zijn motor ontworpen om op elke soort brandstof te kunnen werken en aanvankelijk liep deze op poederkool, pindaolie en dierlijk vet. Later werd het lichte stookoliedestillaat dieselolie ontwikkeld en door de grote beschikbaarheid hiervan werd het de brandstof voor de dieselmotor. Ook Diesels concurrenten komen voor verdenking in aanmerking. Hij was in slepende rechtszaken over patenten verwikkeld, in het bijzonder met Herbert Akroyd Stuart. Twee jaar voordat Diesel zijn motor in 1892 patenteerde, had Stuart patent op de gloeikopmotor gekregen. Door de hogere compressie en betere warmte-efficiëntie onderscheidt de dieselmotor zich echter van de gloeikopmotor en Diesel werd in het gelijk gesteld. Zoiets kan kwaad bloed zetten, toch?