Kijken in de ziel: topondernemers
Nederland 2, 21.15-22.00 uur
In de eerste serie zaten psychiaters. Vandaar nog deze titel.
‘Ja. Ik lees wel eens: in welke ziel kijkt Verbraak nu weer, maar daar word ik altijd ongemakkelijk van. Want het is niet bedacht voor mij. Serie één werd goed ontvangen en toen daarna de tweede met voetbaltrainers kwam, dacht ik hoe zal ik dit nu eens noemen. Langs de lijn? Achter de bal? Dat wilde ik niet. Dus werd het weer Kijken in de ziel. Het zou ook wel heel dom zijn om steeds een nieuwe titel te verzinnen. Overigens had ik nooit gedacht dat ik een zesde serie zou maken.’
‘Dat is altijd de bedoeling geweest. Een rondetafelgesprek monteren dat er nooit geweest is. Dat is de grap. Je maakt een samenspraak die er niet was. Tijdens de interviews verwijs ik veel naar anderen en daardoor lukt dat. Maar dat kan alleen als je al het materiaal goed kent en behoorlijk snel nadenkt over wat anderen zeiden. Bij een tiende interview wordt dat best lastig. Ik vond het raar dat vaklui met dezelfde opleiding zeer verschillend dachten over heel wezenlijke dingen. Dat wilde ik onderzoeken. Bij de selectie zoek je ook op tegenstellingen, want anders werkt het format niet. Nu dus ondernemers. Wanneer ben je een sterke leider? Hoe is de crisis ontstaan? En weer zegt iedereen iets anders.’
‘Dat is wel het leukst, maar er zijn onderwerpen waar iemand niets over te melden heeft. Het grappige is dat je in de montage de hoofdrolspelers ziet ontstaan. Tijdens de interviews weet je dat nog niet, maar daar dringen die zich automatisch op. Bij de psychiaters was dat René Kahn. Die duikt constant op omdat wat hij zegt haaks op de anderen staat. Een mooi contrapunt. Soms heb je ook iemand om wie je niet heen kunt, omdat hij steeds dingen zegt die hout snijden. Spong was dat bij de advocaten. De een wordt hoofdrolspeler, anderen krijgen bijrollen. In het begin was het format ook wel lastig uit te leggen. Dan zei men: wacht eens even, je hebt elf mensen en zes uitzendingen van veertig minuten, dan blijft er weinig voor mij over. Mijn antwoord was dan: er blijft misschien relatief weinig over, maar dat zijn dan wel twintig heel sterke minuten.’