De vrijheid van Tahrir: Revolutie van de jeugd
Zondag, nederland 2, 20.25-21.20 uur
In een koffiezaakje vlakbij haar huis in het centrum van Den Haag vertelt Monique Samuel het verhaal van de eerste ontmoeting van haar ouders. ‘Mijn vader studeerde in Caïro en was toeristengids. Hij had een Duits echtpaar, dat op reis heel erg ziek werd, wekenlang verzorgd. Als dank stuurden ze hem een vliegticket en visum voor Duitsland. Zo kon hij ook zijn broer in Nederland bezoeken. Die kreeg Nederlandse les van mijn moeder. Toen hij haar zag, wist hij dat zij de liefde van zijn leven was. Maar zij viel niet meteen voor zijn versierpogingen. Teleurgesteld ging hij terug naar Egypte. Hij moest in dienst, dat betekent dat je drie jaar nauwelijks contact hebt met de buitenwereld. Maar vlak daarvoor bedacht mijn moeder zich en stuurde een telegram, dat hardop op straat werd voorgelezen. Mijn vader ging terug naar Nederland en ze zijn halsoverkop getrouwd, voor een verblijfsvergunning. En dat zijn ze tot op de dag van vandaag.’
In 1989 werd Mounira oftewel Monique geboren en nu is zij een van de invloedrijkste Midden-Oostendeskundigen van Nederland. In het derde deel van De vrijheid van Tahrir laat ze haar Caïro zien. De band met haar Egyptische familie is sterk. ‘We gingen zo vaak mogelijk naar mijn grootouders in Caïro. Het zijn eenvoudige mensen, christenen uit de lagere middenklasse. Ik ben opgegroeid met mijn achternichten, een hechte kliek van 25 meiden. Elk jaar zag ik hoe ze veranderd waren en de nieuwe levensfases waarin ze terechtkwamen. Dat is een mooie manier om een land te zien ontwikkelen, zeker een land waarin tweederde van de bevolking jonger is dan 29. Ik weet hoe de jeugd denkt: voor mijn vriendinnen en vrienden was ik een vertrouwenspersoon. In tegenstelling tot Egyptische meiden houd ik niet van geroddel.’
Hoe zag u in die tijd de politieke en sociale omstandigheden veranderen?
‘Men zegt dat je de revolutie niet kon zien aankomen, maar daar ben ik het niet mee eens. In de volkswijk waar mijn grootouders wonen, zag je dat er iets broeide. Tot een jaar of tien geleden was het kalm, het land leek in slaap. Maar toen zag je een gedeelte van de bevolking ineens steeds openlijker islamiseren. Een ander deel werd juist veel liberaler. Ook werden de armen steeds armer en de rijken steeds rijken. De jongeren negeerden tradities en conservatieve regels en deden wat ze zelf wilden. En als je niet meer naar je vader luistert, waarom zou je dan wel naar een president luisteren? Er kwam duidelijk meer politiek bewustzijn. Op straat was dat te voelen.’