‘Vind je toch niet erg Sunny?’ vroeg ze. ‘Nee joh!’ zei ik opgeruimd.
Nadat hij onder mijn gemozaïekte douche de geur van zware shag en het straatleven van zich had afgespoeld, aten we samen wat.
‘Ik mag eigenlijk niet bestaan. Ik kan niet terug. Maar ik kan ook niet blijven,’ zei de Soedanees met een doffe stem.
‘Ik kan niet werken, geen leven opbouwen. Mijn papieren zijn al jaren kwijt dus naar mijn land kan ik niet terug. Officieel besta ik niet. Daarom noemen ze me een illegaal. Maar zeg mij: hoe kan een mens illegaal zijn? Wat betekent zoiets? Dat ik beter dood kan zijn?’ Mijn vriendin speelde ongemakkelijk met haar wijnglas. Ik zei dat ik het woord illegaal nooit zou gebruiken om iemand te beschrijven. Immers: als je mensen zo noemt, geef je impliciet een jawoord aan een systeem dat het illegaliseren van mensen voorstaat.