Dat komt omdat ik analoog denk in tijd, maar soms ook in spiegelbeeld. Zo wordt kwart over zes kwart voor zeven. ’s Ochtends werd het haasten. Ik deed mijn daglenzen in, maar die zaten raar, deed ze weer uit en bleek de lenzen van gisteren nog in te hebben. Ik haastte me naar het station. Ik had gelezen dat ik minimaal een half uur van tevoren moest inchecken bij de internationale trein.
Op het station begreep ik dat die instaptijd natuurlijk gold voor de Eurostar vanaf Brussel, niet de Thalys vanaf Amsterdam. Verwardheid heeft soms voordelen, nu kon ik op mijn gemak ontbijt halen. Ik kocht koffie en een beker yoghurt met muesli die precies in het zijvakje van mijn rugzak paste, waar je anders een waterfles in stopt.
Toen ik de trein in liep zei iemand: ‘Mevrouw, uw beker lekt.’ Het duurde even voor ik begreep dat ik die mevrouw was. Ik keek naar de koffiebeker in mijn hand, verwachtte wat koffie over de rand. Ik was de beker yoghurt al vergeten. Tot ik de yoghurt zag over de rode treinstoelen en roodbruine vloerbedekking. Met muesli. Ik was er nu aan gewend dat alles vandaag rommelig ging, dus ik schrok niet eens.
Ik riep nog vrolijk: ‘En de wekker stond ook al verkeerd’, maar niemand anders lachte. Ik haalde een wc-rol van het toilet en probeerde de yoghurt op te deppen, maar ondertussen liepen er mensen met koffers door de yoghurt. Ik ging naar de restauratiewagon, op zoek naar schoonmaakgerei.
Ik hoorde iemand rommelen achter het gesloten rolluik en ik zei: ‘Hallo, is daar iemand?’ Ook na drie 'hallo’s' geen reactie.
Ik vond verderop een conducteur die nauwelijks Nederlands sprak. Ik legde hem uit van de troep, hij dacht dat ik een andere stoel wilde, maar ik wilde het opruimen. Toen hij dat eindelijk snapte, knikte hij en liep weer door. Je zou haast geloven dat nooit eens iemand iets laat vallen.