Vluchtig keek ik naar de koppen van het nieuws. Ik las iets met de woorden 'meisje', 'hakt' en 'vader' erin.
Meteen geïntrigeerd las ik beter en zag toen staan: ‘Missie Irak mogelijk in weekend weer verder.’ Geen van de woorden die ik dacht te hebben gezien, stond in de kop. Ik doe het wel vaker, van een krantenkop heel snel een gruwelijk persoonlijk drama maken.
Misschien is het een bijwerking van het scenarioschrijven waarmee ik mijn dagen nu vul. Elke situatie persoonlijk. Elke scène een conflict.
Voeg daarbij de nodige uren Netflix en Videoland, dus ik ben meer dan gewend overal drama te zien en bovendien bij ieder medemens het duistere motief te zoeken.
Als ik met mijn vriend naar een restaurant loop wil ik linksaf en hij rechtdoor.
Ik vraag: ‘Waarom wil jij rechtdoor lopen?’
‘Omdat daar het restaurant is.’
‘Nee,’ zeg ik, ‘zeg nou maar gewoon waarom jij die kant op wil.’ Hij blijft stug volhouden dat daar het restaurant is.
Ik ken hem nu bijna twee jaar en ik zoek al die tijd al naar zijn eigenlijke motieven.
Omdat ik maar doorzanik, zegt hij: ‘Nou goed, dan nemen we jouw route.’
Hij vraagt zich af waarom ik niet geloof dat hij de weg weet in zijn eigen buurt. Maar het is erger dan dat. Ik weet dat hij de weg weet, maar ik denk dat ik ook de weg weet, dus waarom wil hij dan expres een verkeerde kant op lopen, wat is hij van plan? En waarom zegt hij het me niet gewoon?
Natuurlijk lopen we nu pas verkeerd, hij liep wel degelijk gewoon naar het restaurant.
Ik beken hem mijn gedachten, en dan bestudeer ik de reactie op zijn gezicht... Of hij me nu heel raar vindt, of hij schrikt... Maar hij verbaast zich alleen en lacht.
Het drama is ontzenuwd.
Of niet natuurlijk. Want nu kan hij nog lachen om mijn achterdocht, maar hoelang blijft zoiets grappig?
Ik zie genoeg materiaal voor een toekomstig verhaal ‘gebaseerd op de werkelijkheid’. Misschien zou het voor mijn relatie beter zijn als ik haiku’s ga schrijven.