‘Staan uw tanden nog op dezelfde plaats?’ Dat is een vraag die nog nooit iemand aan mij heeft gesteld, dus die verrast me. Ook denk ik: en dat vraagt u aan mij? Ik heb nog geen spiegel gezien, sinds ik voorover op dat stoepje ben geklapt en mezelf met mijn borst en gezicht heb opgevangen, omdat ik mijn handen vol had. Jullie kijken steeds naar mijn gezicht, zeggen jullie het maar. Tegelijkertijd begrijp ik ook wel dat die verpleegster mij niet kent en niet weet hoe mijn tanden horen te staan.
Al met al lijkt me het veiligste antwoord, dat pas na lang nadenken komt: ‘Dat weet ik niet.’ En ik concludeer droevig: aan mij hebben ze ook niets. Toen ik op de stoep zat na mijn val, het bloed van mijn lip drupte en ik geen lucht kreeg en geen woord kon uitbrengen, waren er lieve omstanders die zeiden: ‘Het is de schrik, hè?’ Ik schudde van nee en wees naar mijn borstkas.
Het was niet de schrik, het was mijn borstkas. Die leek platgedrukt. Ik wist zeker dat mijn lichaam zo niet hoorde te voelen, dus ik moest wel zwaargewond zijn. Die lip deerde me niet, al gaf iemand me toch maar een zakdoekje tegen het bloeden.
Totdat ze in het ziekenhuis zeggen: ‘Misschien moeten we dat even hechten.’ Ik schrik pas echt van het idee van een borduurnaald in mijn lip en ik begin meteen te huilen en roep als een kind: ‘Nee, nee, niet hechten.’ Dan komt de volgende vraag die me nooit eerder is gesteld: ‘Huilt u uit pijn of uit angst?’ Als ik ‘angst’ mompel, zijn zij meteen gerustgesteld. Dat is ook wel droevig.
We verstaan elkaar soms niet. Dat komt omdat ik in België ben, en de Vlamingen gebruiken andere woorden dan wij. Zo moet ik mijn ‘pullovertje’ uit doen, en dat snap ik pas als ze naar mijn trui wijzen. Ze maken een hartfilmpje en als ik beweeg zeggen ze: ‘Eventjes stil zitten, madam.’ Als ze je in Nederland ‘madam’ noemen, dan word je in de mailing genomen. Ik moet er maar van uitgaan dat dit hier niet het geval is.
Hoe bent u gevallen? Maakte u een draai? Wanneer heeft u voor het laatst een tetanusprik gehad? Heeft u allergieën? Wat is uw adres? Heeft u een identiteitsbewijs? Heeft u een blauwe kaart? Slikt u medicijnen? Doet uw knie pijn? Op een schaal van 1 tot 10, welk cijfer geeft u de pijn?
Na het schoonmaken van mijn wonden, die zeer oppervlakkig blijken te zijn – geen sprake van hechtingen – en nadat er foto’s van mijn ribben zijn gemaakt, die net als mijn tanden nog prachtig op dezelfde plaats staan, is er goed bekeken voor de mensen bij de spoedeisende hulp niets meer met mij aan de hand en rest hen de laatste vraag: ‘Kan ik een taxi voor u bellen?’
Esther Gerritsen had een ongelukje op Belgisch grondgebied.