Ik zag op tegen de dag, die niets bijzonders bracht.


Ik had het bij ‘er tegenop zien’ kunnen laten, dan was dat gevoel waarschijnlijk zo voorbij gegleden.
Maar nee. In plaats van gewoon iets te koken wat ik vaker kook, besloot ik dat dit de dag was waarop ik een snelkookpan zou aanschaffen, zodat ik na schooltijd nog draadjesvlees kon maken dat op tijd klaar was. Ook kocht ik een pompoen. Ik koop altijd maar dezelfde groenten, maar nooit eens een pompoen, ik kon best eens iets met pompoen maken.

Met goede moed probeerde ik de melancholie te bestrijden. Toen ik de snelkookpan thuis uitpakte, bleek er geen Nederlandse gebruiksaanwijzing bij te zitten.
Op internet zocht ik gebruiksaanwijzingen en ook naar een recept met pompoen. Ik printte alles wat ik tegenkwam.

Ik haalde mijn dochter van school. Zij ging in de huiskamer een figuur van strijkkralen maken. Ze strooide 15.000 strijkkralen over de tafel, zodat ze de juiste kleur goed kon vinden. Ik keek ernaar.

Ik ging terug naar de keuken en keek naar de stapel recepten. Het waren er te veel.

Weer sprak ik mijzelf toe. Ik maakte het te moeilijk. Ik kon zelf toch wel wat verzinnen met een pompoen?

Een pompoen kan zo weeïg smaken, zoals linzensoep weeïg kan smaken, maar als ik er veel tomaat bij doe niet meer, dus via die logica ging ik aan de slag. Ik sneed een keiharde pompoen aan stukken en kookte de pompoenstukken met een liter tomatensaus. Zo moeilijk kon het toch niet zijn, en dit was zeker niet moeilijk, en dus was het… Het daagde me wel  dat de logica niet deugde, maar ik deed enorm mijn best om de Goede Moed erin te houden, dus twijfels werden genegeerd.

Het was smerig.

Misschien meer zout. Misschien een schep suiker. zo moeilijk kan het niet zijn.

Terug naar de snelkookpan. Het vlees moest erin. De gebruiksaanwijzingen spraken elkaar tegen.

Aan het eind van de middag zat mijn dochter in bad en vermaakte zich met enkel bellen blazen in het schuimoppervlak. Mijn keukentafel lag vol met teksten over snelkookpannen en pompoen. Zelf zat ik in de huiskamer tussen de strijkkralen en huilde.

Toen belde er een vriendin aan.

‘Wat is er?’ vroeg ze, toen ik met betraand gezicht de deur had geopend.

Ik zei: ‘Ik heb een snelkookpan gekocht.’