Nog voor het ontbijt hoor ik dat mijn vader vannacht in het ziekenhuis is opgenomen en vandaag met spoed wordt geopereerd.
Ik wil erheen, en vrijwel onmiddellijk ben ik bezig met de logistiek: wie haalt mijn dochter van school, hoe kom ik bij het ziekenhuis, welke afspraken moet ik afzeggen?
Ik bel de vader van mijn dochter, hij neemt meteen op. Ja hoor, hij kan haar van school halen en ze blijft vannacht bij hem. Ik verstuur twee afzegmails en een sms. Nu moet ik de buren nog laten weten dat hun dochter niet kan komen eten, dus ik bel bij ze aan, want ik heb ook nog geen koffie op. Bij de koffie zeggen ze dat ik hun auto best twee dagen kan lenen.
Ik wil mijn vader graag nog zien voor de operatie, maar dan belt mijn moeder dat hij al naar de operatiekamer is gereden en dat die operatie wel even gaat duren.
Zo is alles binnen een half uur geregeld en haast blijkt ook al niet meer nodig. Alle praktische problemen zijn me wel erg vlot uit handen genomen en ik neem nog maar een kop koffie.
Niet veel later zit ik in een hele grote auto en kom ik erachter dat mijn buurvrouw een enorme fan van Bob Marley is. De radio in de auto doet het niet, de cd-speler wel, dus moet ik het doen met de cd-box van Bob Marley.
De grote stationcar is een automaat, schakelen niet nodig. De rugleuning van de stoel krijg ik niet goed naar voren, ik hang ver achterover in mijn stoel, één lange uitgestrekte arm aan het stuur, de andere arm naast me, hand op het bovenbeen.
Vanzelf bewegen de vingers mee op de muziek. Bob Marley zingt.
Die operatie duurt nog uren, ik wil de buren geen snelheidsboetes bezorgen, Bob Marley heeft geen haast en ik knik loom mee met mijn hoofd, als een vakantieganger, niet als iemand die met spoed zieke familie bezoekt. Er is tijd. De gedachten kunnen overal heen, maar dat doen ze niet.
Ik zing met Bob Marley: ‘One good thing about music, when it hits you, you feel no pain. So hit me with music, hit me with music.’