Op de Laagte Kadijk fietst mij vaak een vrouw tegemoet die haar gezicht vertrekt alsof ze pijn heeft. Ze trapt zwaar, haar hele lichaam helt naar voor en naar achter bij het fietsen, als bij enorme tegenwind. Vaak is er geen wind. Ze doet gewoon vreselijk veel moeite voor iets dat helemaal niet zoveel moeite kost. Ik fiets zelf vaak genoeg zo, maar bij een ander zie je beter hoe vreemd het is.
Fietsen in Amsterdam is zo anders dan het fietsen vroeger in het dorp was. Ik herinner me de melodie van mijn moeders fiets. Het geluid van de versnelling. Ik fietste naast haar en hoorde dat zachte gemoedelijke getik en ik dacht: zo klinkt de fiets van een moeder. Als ik nu nog soms naast haar fiets, ik op de fiets van mijn vader, dan moet ik me inhouden om niet veel te snel te gaan. Ik moet alle moeite laten varen.
De haast die de fietsers hebben in Amsterdam, bij het optrekken voor het verkeerslicht, is ook een vorm van overdreven moeite. Ze vallen vaak bijna om, omdat ze zo snel moeten opstappen. Die onhandigheid kost tijd, maar goed, de andere fietsers zien dat de onhandige fietser in ieder geval van goede wil is, niemand op wenst te houden, en valt zo toch niet uit de toon.
Onnodige moeite sluipt bij veel handelingen naar binnen, ook als er geen getuigen zijn. Zo was ik al jaren mijn haren alsof ik een operatie onderga. Ik masseer de shampoo in en vertrek mijn gezicht in een belachelijk grimas, ik knijp mijn ogen stijf dicht. Dat is nergens voor nodig. Gewoon de ogen sluiten volstaat. Is het omdat ik het als kind deed, doodsbang voor prikkende shampoo? Het dichtknijpen van de ogen heeft een duidelijk doel, het krampachtige ervan is slechts overdrijving, maar de grimas dient weer ergens anders toe. Het is een cartoonesk uitbeelden van het leed van die shampoo in de ogen. Ik deed dat vermoedelijk al toen ik drie was en ben er nooit mee gestopt. Ik beeld uit hóe erg het is.
Dat doet die vrouw op de Laagte Kadijk ook. Ze uit niet alleen moeite, maar ook pijn. Ik geloof niet dat ze het doet om aan een ander te laten zien. Ze heeft niet door dat het opvalt. Moeite en leed moeten kennelijk duidelijk uitgebeeld worden. Of het nou gezien wordt of niet.
Op de Laagte Kadijk fietst mij vaak een vrouw tegemoet die haar gezicht vertrekt alsof ze pijn heeft. Ze trapt zwaar, haar hele lichaam helt naar voor en naar achter bij het fietsen, als bij enorme tegenwind. Vaak is er geen wind.