Beeldend kunstenaar Job Koelewijn zei laatst in een interview in de Volkskrant: ‘Ik verkeer in een luxepositie, ik kan in een natuurlijk ritme werken. Als een curator belt dat hij volgende maand nieuw werk wil hebben, kan ik tegenwoordig zeggen: bel over een jaar nog eens terug. Je zegt toch ook niet tegen een appelboom: volgende week woensdag wil ik een appel?’
Nu verkeren inderdaad niet alle kunstenaars in een luxepositie. Zo lever ik zelf vele vruchten op bestelling en vaak helpt de aansporing juist, de tijdsdruk. Soms niet. Dan is er meer tijd nodig dan voorzien. Maar altijd, altijd voel ik ongeduld.
Ik ben net begonnen aan het schrijven van een nieuw boek. Ik ben van plan daar twee jaar over te doen. Het doel is nu al in zicht en ik verheug mij daarop. Ik weet wanneer het lente is. Nee: ik bepaal wanneer het lente is.
Ik dacht na over mijn Natuurlijk Ritme en hoe het zat met mijn Ongeduld.
Toen onze kat ooit doodging, een behapbaar verdriet, riep ik: ‘Hè gadver, dat gaat natuurlijk weer tijd kosten.’ Als er mensen doodgaan denk ik hetzelfde, maar roep ik het niet hardop.
Ik vergelijk het schrijven alleen maar met rouw omdat bij beiden mijn ongeduld komt kijken. Over rouw bestaat een bekende theorie over fasen die we allemaal schijnen te moeten doorlopen: ontkenning, woede, marchanderen, depressie en aanvaarding. Alleen schijnt niet iedereen ze in dezelfde volgorde te doorlopen, en ook niet even intensief en misschien ook niet allemaal en kunnen sommigen fasen later weer terugkeren en zijn het ook eigenlijk meer aspecten dan fasen, en met al deze kanttekeningen erbij is het de vraag of die woorden überhaupt wel wat zeggen. Rouw kan om overledenen gaan, maar ik geloof ook over gestrande huwelijken en misschien ook wel over mislukte boeken of verbrande huizen, ontslagen. Waar zit ongeduld? Valt dat onder de fase: ontkenning? Onder ontkenning kunnen we natuurlijk veel scharen. Dat is net als het laatste tabblad in mijn jaarlijkse ordner: Overige. Ik hou van mijn ongeduld, maar misschien moet ik dat ongeduld gretigheid noemen, of verlangen. Dat klinkt leuker. Omdat ik verlang dat boek te voltooien, schrijf ik er aan. Omdat ik verlang om weer te gaan dansen, is het beter te verteren dat ik nu al een paar weken slaap. Ik weet dat ik straks ga dansen.
Beeldend kunstenaar Job Koelewijn zei laatst in een interview in de Volkskrant: ‘Ik verkeer in een luxepositie, ik kan in een natuurlijk ritme werken. Als een curator belt dat hij volgende maand nieuw werk wil hebben, kan ik tegenwoordig zeggen: bel over een jaar nog eens terug.